Buma’s pleidooi voor zelfvoorziening voor voedsel is raar, maar voor energie is het niet zo gek.
Vorige week kreeg CDA-leider Buma een bak vol kritiek over zich heen. Hij pleitte, met het oog op de troebelen in Oekraïne, voor een grotere mate van zelfvoorziening voor voedsel. Zijn pleidooi was eerst op Nederland gericht, maar werd later breder getrokken naar Europa. Gelukkig wel, want een grotere zelfvoorziening voor Nederland zou mallotig zijn. We zijn immers de tweede exporteur van land- en tuinbouwproducten in de wereld. Van veel producten produceren we twee keer meer dan we zelf opeten. Ik geef direct toe dat die exportpositie nogal vertekend is, omdat er voor die export ook veel geïmporteerd moet worden. Toch, voor grote delen van ons voedselpakket zijn we ruim zelfvoorzienend.
Het LEI keek dertig jaar terug al eens of Nederland zich in buitengewone omstandigheden zou kunnen voeden, het antwoord was ja. Vorig jaar is de rekensom nog eens overgedaan, weer door het LEI, het antwoord was nog steeds ja. Wel moet ons dieet op de schop als we geen kunstmest, veevoer en ander spul meer kunnen importeren, maar we verhongeren niet. Sterker nog, het eerste jaar na het wegvallen van de eiwitimport kunnen we ons ongans eten aan varkens- en kippenvlees, omdat we de meeste van die dieren bij gebrek aan voer moeten slachten. Daarna krijgen we veel minder vlees op ons bord, maar wel voldoende. Zo bezien zou je denken dat de Gezondheidsraad en Partij voor de Dieren Poetin en consorten aan het opstoken zijn.