Doorgaan naar artikel

WUR-onderzoeker: ‘Richtlijnen Ctgb en Efsa bieden schijnveiligheid’

159 wetenschappers wijzen in een brief aan landbouwminister Piet Adema op de risico’s van stapeling van bestrijdingsmiddelen en in het bijzonder glyfosaat, waarover donderdag 16 november in Brussel wordt gestemd. Een van die wetenschappers is WUR-onderzoeker Violette Geissen. Zij leidde de afgelopen jaren onderzoek in 10 Europese landen naar de impact van middelen op mens en milieu.

Violette Geissen (WUR) leidde de afgelopen jaren het grootschalige Europese onderzoeksproject Sprint. - Foto: Peter van Leth
Violette Geissen (WUR) leidde de afgelopen jaren het grootschalige Europese onderzoeksproject Sprint. – Foto: Peter van Leth

De land- en tuinbouw in Europa gebruikt meer dan 2.000 gewasbeschermingsmiddelen, maar de kennis over de effecten van deze middelen op ecosystemen en de volksgezondheid is nog beperkt en versnipperd. Project Sprint onderzoekt juist de impact en het voorkomen van deze middelen in ecosystemen en mensen. De coördinatie van het project is in handen van Violette Geissen, hoogleraar Bodemdegradatie en landbeheer aan de Wageningen Universiteit & Research.

Het algemene doel van Sprint is het ontwikkelen, testen, valideren en opleveren van een ’Global Health Risk Assessment Toolbox’ voor de geïntegreerde beoordeling van de effecten van gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat om de effecten van werkzame stoffen, metabolieten en mengsels op consumenten, omwonenden en werknemers. Het onderzoek loopt sinds september 2020 en duurt tot 2025.

Wat scheelt aan de beoordelingsmethode door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)?

“De toelatingsbeoordeling door het Ctgb maar ook van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid Efsa is gebaseerd op normen en een testbeleid dat sinds de jaren 80 van de vorige eeuw nauwelijks is veranderd. Effecten op de bodem worden gemeten op slechts vijf indicatoren, terwijl er in de bodem miljoenen verschillende insecten, bacterie- en schimmelsoorten leven. Dus testen op slechts vijf dekt niet de volledige lading van de impact op de rest van het bodemleven.”

De normen zijn gebaseerd op theoretische modellen, niet op veldonderzoek

Maar wel op de praktijk gericht?

“Nee dat ook niet eens. De normen zijn gebaseerd op theoretische modellen, niet op veldonderzoek. In die modellen wordt verondersteld dat bestrijdingsmiddelen op de bodem blijven en daar uiteindelijk worden afgebroken. Dat is niet zo. Bij een inventarisatie in tien Europese landen werd in 83% van de landbouwgrond residuen van gewasbeschermingsmiddelen gevonden in de bodem. In de meeste bodemmonsters ging het om cocktails van soms wel meer dan tien middelen.”

Nog verdere kritiek op de beoordelingssystematiek?

“Waar de normen ook geen rekening mee houden, is dat bestrijdingsmiddelen zich verspreiden via de lucht. Dat gaat onder andere via verdamping of transport met wind. Deeltjes kunnen zich hechten aan fijnstof dat vrijkomt bij het bewerken van het land. Op die manier verspreiden bestrijdingsmiddelen zich over een groot gebied.

Bij een onderzoek in Duitsland twee jaar geleden zijn op 116 plekken luchtmonsters genomen, verspreid over het land. Ze vonden bijna overal resten van 124 bestrijdingsmiddelen. Normen zijn gebaseerd op wat mensen dagelijks via voedsel binnen krijgen, maar daadwerkelijk ligt dit hoger, omdat het ook via andere wegen als mond en huid binnenkomt.”

Nog steeds zijn sommige middelen in potentie kankerverwekkend, toxisch of kunnen neurologische aandoeningen veroorzaken

Wat moet wijzigen in het huidige beoordelingssysteem?

“Van elk toegelaten middel en elk middel dat wordt toegelaten, moet in elk gewas vast komen te staan of het een risico inhoudt voor mens, dier en milieu. Ook van de mengsels van middelen. Dat gebeurt momenteel überhaupt niet. Uit ons onderzoek blijkt dat de nieuwe generatie middelen beter scoren dan de toegelaten middelen en veel beter dan inmiddels verboden middelen. Maar nog steeds zijn sommige middelen in potentie kankerverwekkend, toxisch of kunnen neurologische aandoeningen veroorzaken. Dit moet voor 100% worden uitgesloten. De richtlijnen van Ctgb en Efsa bieden vooral schijnveiligheid.”

Hoezo schijnveiligheid?

“Er worden indicatoren voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen gebruikt die niet een reële weergave zijn van wat zich in de praktijk afspeelt bij de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. De normen zijn dan ook een schijn van de werkelijkheid.”

Sprint kent tien testlocaties waaronder de aardappelteeltgebieden in Friesland en Groningen. Hoe scoort Nederland?

“Mengsels van resten van gewasbeschermingsmiddelen zijn nagenoeg overal in de omgeving terug te vinden, maar ook in dieren en mensen. Onder de tien landen waar onderzoek is gedaan, werden in Nederland in verhouding de hoogste hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving en in huisstof gevonden. Vooral huisstof wemelt van de residuen, vaak van wel meer dan honderd middelen.”

De rechter heeft onlangs een lelieteler een spuitverbod opgelegd. Terecht of onterecht?

“Als je het voorzorgprincipe toepast, niet alleen voor omwonenden maar ook voor de boer of tuinder zelf, is het opgelegde spuitverbod 100% terecht.”

Groen licht betekent dat het middel wordt gezien als veilig, maar zegt niet of dat daadwerkelijk veilig is

Groen licht van Ctgb betekent toch dat een middel veilig is?

“Dat is niet waar. Ik weet niet waar dat vandaan komt. Groen licht betekent dat het gezien wordt als veilig, maar zegt niet of dat daadwerkelijk veilig is. Er zijn genoeg middelen op de markt waarvan de veiligheid ter discussie staat.”

Is glyfosaat zo’n voorbeeld?

“Ja, glyfosaat heeft veel effecten op de gezondheid van mens en milieu die niet mee worden genomen in de risicobeoordeling.”

Brengt 50% minder middelen zoals Brussel wil het voeden van de wereldbevolking niet in gevaar?

“Ik weet niet waar die fabel vandaan komt, maar is totaal geen argument. Het is een narratief om het systeem niet te hoeven veranderen. Er is meer dan genoeg voedsel, alleen is er een verdelingsprobleem. Als bijvoobeeld wereldwijd kleinere veestapels worden aangehouden omdat minder vlees wordt gegeten, zijn die gronden te gebruiken voor voedselproductie en niet voor veevoerproductie. Dat zal al enorm schelen.”

Lees ook: EU-parlement eens over 50% minder middelengebruik in 2030

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin