De opbrengsten van gewassen bij niet-ploegen doen niet onder voor die op geploegde percelen. Maar het verschilt per gewas en per jaar.
Wageningen UR vergelijkt sinds 2010 in een proef de opbrengsten bij niet-ploegsystemen met die van ploegen. De resultaten laten een divers beeld zien. In een aantal gewassen was de opbrengst op niet-geploegde grond lager dan bij geploegde grond. De onderzoekers schrijven dit toe aan het feit dat de bodem bij niet-kerende grondbewerkingen een nieuw evenwicht moet vinden. Daarnaast zijn de lagere opbrengsten soms veroorzaakt doordat de niet-ploeg systemen onvoldoende zijn aangepast aan de teelttechniek. Volgens de onderzoekers is dat verbeterd en lijkt de opbrengstderving minder voor te komen in de eerste jaren na de omschakeling.
Bij de aardappel constateert WUR in het eerste jaar geen verschil tussen de percelen. In 2011 lag de opbrengst op het niet-geploegde perceel 5 procent lager dan op het geploegde perceel. In 2012 was er opnieuw geen verschil in opbrengst.
WUR heeft twee jaar zomertarwe getest. Op niet-geploegde grond was die in beide jaren hoger dan op geploegde grond. Een mengsel van zomertarwe en veldbonen gaf in het eerste jaar op niet-geploegde grond een lagere opbrengst en in het tweede jaar een hogere.
Bij peen is de opbrengst lager op niet-geploegde grond. De onderzoekers schrijven dat toe aan het trager opwarmen van de grond. Bovendien is de grond kluiteriger en dat verslechtert de opkomst. Daarom hebben de onderzoekers dit jaar 10 procent meer zaaizaad gebruikt om net zoveel planten te krijgen als op geploegde grond.