“Fantastisch, maar bij voorbaat gedoemd niet van de grond gekomen.” Rien Reijngoudt in Sint-Philipsland doelt op de suggestie die adviesbureau TTW onlangs aanreikte in een poging de witlofsector weer wat lucht te geven.
Heel kort geformuleerd komt het saneringsplan erop neer dat productiebedrijven die willen doorgaan, financiën beschikbaar stellen, eventueel met tussenkomst van banken. Dat geld wordt gebruikt om collega’s die willen stoppen, daartoe de mogelijkheid te bieden. De kosten voor de uitvoering van dit plan vallen mee in verhouding tot de pijn die momenteel wordt geleden door de aanhoudend slechte marktprijzen, waardoor iedere krop die nu wordt geoogst consequent meer kost dan opbrengt.
Harde realiteit
Reijngoudts gedachte over de onhaalbaarheid van het voorgestelde reddingsplan – of van ieder elk ander plan – heeft niets te maken met zijn eigen opvatting dat de markt zijn werk moet doen: “iedereen moet zorgen dat hij zijn geld binnen krijgt. Zo niet… jammer dan. Zo hard is het, maar wel eerlijk, en volgens mij de enige manier om de sector er weer bovenop te krijgen.”
Het probleem, aldus Reijngoudt, zit hem in het gegeven dat de sector domweg niet meer in staat is de benodigde financiën vrij te maken om collega’s met de intentie om te stoppen, naar de uitgang te begeleiden. “Degenen met de sterkste schouders moeten de degenen met de zwakste schouders ondersteunen, maar je moet je eerst afvragen of die sterke schouders die extra last nog kúnnen dragen. De beslissing om te stoppen, zal in de meeste gevallen genomen worden door derden: degenen die nog geld krijgen.”
Hij wijst op fiscale maatregelen die de toenmalige regering in 2008 nam om te voorkomen dat zzp-ers ten onder gingen ten gevolge van de financiële crisis. “Witloftrekkers zijn ook zelfstandigen, maar mét personeel. Ik vraag me af of de overheid nu ook maatregelen kan nemen, bijvoorbeeld in lijn met het genoemde saneringsplan. Want op eigen kracht gaat de sector het niet meer redden, behalve via koude sanering.”
Twee rassen over
Technisch gezien gaat de trek van een leien dakje, met een productie van gemiddeld 75 kilo lof per vierkante meter. Dat gaat nog met het ras Topscore, vanaf het begin van het seizoen. “Deze keer was dat vanaf januari, we hebben eerst de oude wortels opgemaakt.” Op het ene bedrijf (Reijnpack) wordt nu omgeschakeld naar het ras Flexine, op het andere (Reijnlof) gebeurt dat in de loop van mei. De afzet gaat op schaaltjes of in flowpack.
Voor komend seizoen ligt de aanpak zo goed als vast: vanaf week 47 starten met Topscore en in de loop van 2015 overschakelen op Flexine. Dat wordt aangevuld met anderhalve hectare Podium (Hoquet 2209) als ‘probeersel’. Reijngoudt: “Ik heb dit seizoen nog een hectare Vintorwortels in de koelcel, maar dat is voor het laatst. Misschien is er geen beter ras, maar ik moet 500 wortels in een bak hebben voor een kropgewicht van 135 gram. De kans dat je dat met Vintor niet redt, is te groot. Afgelopen jaar hebben we overigens nog een perceel Ombline getrokken. Een prachtig ras, een goede productie, maar wat mij betreft onvoldoende houdbaar in het handelskanaal. Dan blijven er nog twee rassen over.”