Binnen de agrarische sector wordt er veel verwacht van autonoom werkende drones. Drones worden nu vooral ingezet om informatie over de gewassen te verzamelen, maar in de toekomst moeten ze zelf het land bespuiten en goederen vervoeren. Door strenge wetgeving blijven veel van die verwachtingen nog ‘toekomstmuziek’.
De Europese Commissie probeert zo ver mogelijk mee te denken met de ontwikkelingen rondom drones, maar blijft grote beperkingen stellen. Wetgeving voor drones is sinds januari 2021 in Europese wetgeving uitgewerkt binnen de luchtvaartwet, vertelt de in akkerbouwtechnologie gespecialiseerde Wageningen University & Research-onderzoeker Tamme van der Wal.
Er moet echter op dit moment bij autonome voertuigen in de landbouw nog altijd een mens aanwezig zijn, zodat er tijdig kan worden ingegrepen wanneer het mis gaat. “Dat blijft toch een beperking. En die zie je zowel voor rijdende trekkers en auto’s als voor vliegende apparaten zoals drones. Zoals het er nu voor staat, ontkom je er niet aan dat er iemand is die op de stopknop kan drukken als het moet.”
Drie categorieën risico’s
Uit informatie van adviesbureau ICT Recht blijkt dat er bij regelgeving rondom drones drie categorieën gelden: een laag risico, een gemiddeld risico en een hoog risico. Bij de eerste categorie dient er altijd toezicht te zijn en mag de drone niet hoger vliegen dan 120 meter.
Bij de tweede categorie, waarbij bijvoorbeeld gewassen worden bespoten, dient de bestuurder een vergunning aan te vragen. Daarbij hoort een vaardigheidsbewijs voor de piloot, een risicoanalyse, en een vluchtvergunning bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
De derde categorie, vluchten met een hoog risico, gaan over het vervoeren van goederen en mensen en zijn nu nog vooral op de toekomst gericht. In geen van de gevallen mag gevlogen worden in een ‘no fly zone’ zoals een vliegveld.
Regelgeving knelt
Mede door alle regelgeving heeft op dit moment vrijwel geen enkele boer al drones boven zijn land vliegen, vertelde NPPL-deelnemer Jacob van den Borne onlangs aan NPPL.
De belangrijkste oorzaak daarvan is regelgeving. “Je hebt keuringen nodig, een vliegbrevet en cursussen. Dan ben je zo € 10.000 verder. Autonoom vliegen mag niet en route programmeren al helemaal niet. Je moet line-of-sight vliegen, dus altijd je drone in het oog houden en zelf aan het stuur zitten. Drones inzetten is daardoor veel te duur en de marge is te klein om in drones te investeren.”
Hoogte en gewicht
Theo Vulink van branchevereniging Fedecom stelt dat de regels voor autonome voertuigen ‘behoorlijk strak zijn geregeld’. Hij noemt onder meer de beperkingen in hoogte en gewicht voor drones als hindernissen voor akkerbouwers.
Vulink hoopt vooral dat in de toekomst qua wetgeving meer specifiek wordt gekeken naar agrarische toepassingen. “Je kunt robots in allerlei segmenten opknippen. Robots voor persoonlijke verzorging van mensen, voertuigen op de weg, vliegtuigen in de lucht. Wat wij belangrijk vinden is dat er goed wordt gekeken naar hoe robots worden gebruikt in de agrarische sector.”
Volgens Vulink zijn de risico’s op een perceel kleiner. “Je kan een agrarisch perceel, waar autonome trekkers komen te rijden, niet vergelijken met een omgeving waarin overal mensen aanwezig zijn. Ook niet met de chemische industrie waar allerlei risico’s zijn door aanwezige stoffen.”
Nieuwe normen
Op dit moment is er voor boeren die met drones aan de slag willen op hun bedrijf heel weinig mogelijk, stelt Vulink. “Middelen spuiten vanuit een drone bijvoorbeeld is verboden. Dat kan alleen met hoge uitzondering.”
Wat Vulink betreft, moet er goed gekeken worden naar hoe inzetbaar de techniek is. “We zien dat er in sommige sectoren zoals de tuinbouw al heel succesvol wordt gewerkt met autonome voertuigen op wagonrails. Er lopen dan ‘toezichthouders’ rond die robots in de gaten kunnen houden. Dit zou eventueel ook op percelen buiten toegepast kunnen worden om zo risico’s te verkleinen.”
Verzekeringen
Op dit moment ziet Vulink dat er veel verzekeringstechnische en juridische argumenten zijn die ontwikkeling van autonome voertuigen voor de landbouw tegenwerken. “En deze regels zijn altijd weer afgeleid van andere sectoren. Waar wij als branchevereniging op hopen, is dat er een nieuwe norm komt voor de agro-technische wereld, die kijkt naar de omstandigheden in onze sector. Daarmee zou je sommige regels verder kunnen oprekken. De kernvraag is daarna: tot hoever en waar ligt die grens. Maar dan wordt het in ieder geval bespreekbaar.”
Businesscase is belangrijk
Tamme van der Wal ziet dat er in sommige gebieden op de wereld al meer mag met drones, bijvoorbeeld in Japan. Dat het op sommige plekken op de wereld sneller gaat dan in Nederland qua regelgeving heeft volgens hem ook te maken met de ‘businesscase’ achter de techniek.
“In Japan wordt veel gewerkt met natte teeltsystemen zoals het verbouwen van rijst. In dat land is het vaak erg lastig om met moderne grote machines op het land te komen. Dat gaat eigenlijk alleen ouderwetse wijze: een boer met een os. Een businesscase voor drones die de velden bespuiten, is dan veel sneller gemaakt, omdat het een alternatief is voor boeren die zelf met een spuit op hun rug het land in gaan. In Nederland is de situatie heel anders, omdat de hier al bestaande manier van spuiten een stuk minder arbeidsintensief is.”