Het rapport van de de Stichting Agrifacts over het ontbreken van een verband tussen bijensterfte en het gebruik van insectenbestrijdende neonicotinoïden voldoet niet aan criteria voor goed wetenschappelijk onderzoek.
Dat stellen onderzoekers van Universiteit Leiden, Wageningen Universiteit, Kenniscentrum Insecten en de Vlinderstichting.
Geen adequate analyse
De conclusie dat er geen relatie kan worden gelegd tussen de afname van aantallen bijensoorten en het gebruik van neonicotinoïden in de landbouw, is volgens de onderzoekers niet gebaseerd op een adequate analyse. Bovendien, zeggen de onderzoekers, is er in de wetenschap algemene overeenstemming over het feit dat de achteruitgang van bijen veroorzaakt wordt door een complex van factoren (en dus niet uitsluitend door het gebruik van neonicotinoïden). “De belangrijkste factoren die bijdragen aan de achteruitgang van wilde bijen zijn verlies van habitat, intensivering van de landbouw, stikstofdepositie, blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en gebrek aan voedsel (nectar en stuifmeel)”, aldus de onderzoekers. Deze factoren kunnen elkaar ook nog eens versterken.
Agrifacts heeft geen gebruik gemaakt van bestaande wetenschappelijke onderzoeken over het effect van neonicotinoïden op wilde bijen
Bestaand onderzoek
Volgens de onderzoekers heeft Agrifacts in de studie geen gebruik gemaakt van bestaande wetenschappelijke onderzoeken over het effect van neonicotinoïden op wilde bijen. Een voorbeeld daarvan is een onderzoek uit 2017 waarin werd vastgesteld dat over een periode van 18 jaar bijensoorten die foerageren op koolzaad, waarop neonicotinoïde-coating was gebruikt, 3 keer zoveel in aantal achteruitgingen als soorten die niet op koolzaad foerageren.
Lees verder onder de foto
Conclusie onterecht
In de reactie op het Agrifacts-rapport zeggen de onderzoekers ook dat kieskeurige bijen het moeilijker hebben dan bijen die minder eisen stellen aan hun leefomgeving. Dat is een veronderstelling die onderzoeker Geesje Rotgers van Agrifacts ook met zoveel woorden deed bij de presentatie van haar rapport. Maar volgens de onderzoekers trekt ze ten onrechte de algemene conclusie dat ‘wilde bijen en hommels (zeer) kieskeurig zijn’.
Soorten met specifieke eisen – bijvoorbeeld omdat de foerageren op een bijzondere plant – hebben het lastiger als in de natuurgebieden waar ze leven in kwaliteit worden aangetast door ‘stikstofdepositie, verdroging en versnippering van het habitat, de afwezigheid van grote populaties voedselplanten en nestplaatsen of de afwezigheid van hun gastheer’. Die factoren waren al aanwezig voordat neonicotinoïden op de markt kwamen. “Daarmee is echter niet bewezen dat neonicotinoïden geen negatieve effecten hebben op (wilde) bijen en/of de terugkeer naar het landelijk gebied niet in de weg staan”, aldus de onderzoekers.
Het Agrifacts-onderzoek trekt ‘compleet ongefundeerde conclusies’
Iedereen kan wetenschappelijk onderzoek publiceren zonder zich aan de regels van wetenschappelijke integriteit te houden. Dit leidt tot creatief of onjuist gebruik van gegevens. @Agrifacts rapport laat zien hoe het niet moet. https://t.co/gr01XRCUCq @UniLeiden @Naturalis_Sci
— Koos Biesmeijer (@biesmeijer) June 21, 2019
Dat bijensterfte er al was voordat neonicotinoïden er waren zegt niets over de invloed van neonicotinoïden op bijensterfte, aldus de onderzoekers.
De onderzoekers hebben hun bevindingen gedeeld met de Tweede Kamer. De onderzoekers zeggen dat Agrifacts niet de best beschikbare gegevens over landgebruik en neonicotinoïdengebruik heeft meegenomen in het onderzoek; de uitgevoerde analyses waren ‘inadequaat’ en het Agrifacts-onderzoek trekt ‘compleet ongefundeerde conclusies’.