De werkgevers in de tuinbouw herkennen zich niet in de kritiek dat uitzendbureaus met het SNA-keurmerk zich schuldig zouden maken aan ongeoorloofde constructies. Vakbonden FNV en CNV stapten vorige week uit de stichting die dit keurmerk beheert.
LTO Nederland werkte sinds 2006 samen met de andere werkgeversorganisaties samen met de bonden in de Stichting Normering Arbeid aan het SNA-keurmerk voor uitzendbureaus. Op dit moment voldoen bijna 4100 bureaus uit binnen- en buitenland aan de eisen van de NEN-normering voor uitzendbureaus. Tuinders die werken met zo’n SNA-gecertificeerd uitzendbureau zijn daarmee gevrijwaard van naheffingen en boetes, als zo’n bureau in gebreke blijft bij het betalen van belasting en sociale premies.
Vergunningenstelsel
De samenwerking tussen bonden en werkgevers was voor minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vorig jaar nog aanleiding om de her en der in de sector aangetroffen overtredingen toch niet te laten leiden tot het weer invoeren van een vergunningenstelsel.
Het overleg met Asscher over een pakket van maatregelen om de zelfregulering nog robuuster te maken is nog niet voltooid. Dat de bonden nu alsnog vraagtekens zetten bij het goede functioneren van die zelfregulering via het SNA-keurmerk zet dat overleg met de minister onder druk.
Uitzend-cao ontweken
De kritiek van FNV en CNV Vakmensen spitst zich toe op de bemiddeling van zzp’ers die volgens de bonden feitelijk uitzendkrachten zijn, maar niet dezelfde rechten krijgen en op contracting. Via deze twee constructies ontwijken deze bureaus de uitzend-cao en op grond daarvan zouden deze arbeidsbemiddelaars niet het SNA-keurmerk mogen krijgen of behouden, vinden de bonden.
“Dit keurmerk scheidt onvoldoende de malafide van de bonafide bedrijven. Werknemers worden onderbetaald en verkeren steeds vaker in steeds grotere onzekerheid. Wij gaan de opdrachtgevers die schimmige uitzendbureaus inhuren de komende tijd nóg sterker op hun verantwoordelijkheid wijzen”, zegt Mariëtte Patijn, arbeidsvoorwaardencoördinator bij FNV.
De werkgevers en de uitzendbonden blijven ook zonder de vakbonden het werk in de stichting voortzetten.