Een evenwichtig bodemleven maakt de grond en de gewassen weerbaar tegen ziekten en plagen en tegen extreme weersomstandigheden.
De bodem barst van het leven, maar we weten er eigenlijk nog niet zoveel van. Dat zei Matheijs Pleijter, bodemkundige van adviesbureau Aequator Groen & Ruimte, tijdens een webinar over bodemleven.
In alle bodems komt veel leven voor. Dit leven is onderdeel van het complexe bodemvoedselweb. Ook in landbouwbodems komt veel bodemleven voor. Het bodemleven beslaat gemiddeld 5 tot 15% van de organische stof in de bodem. Zonder bodemleven geen plantengroei.
Het bodemleven dient als brug tussen plantenwortels en de minerale bodem. Dit bodemleven zorgt ervoor dat mineralen die gebonden zijn aan de bodem vrijkomen en beschikbaar komen voor het gewas.
Daarnaast zorgt het bodemleven er ook voor dat gewasresten en mest omgezet worden naar humus dat vervolgens als voedsel dient voor andere organismen uit het bodemvoedselweb waarbij mineralen weer beschikbaar komen voor het gewas.
Nog geringe kennis over soorten in bodem
De geringe kennis over de soorten maakt het fijnmazig meten en sturen van het bodemleven moeilijk. Ook meten van micro-organismen blijkt ondanks beschikbare moderne meetmethoden erg lastig, omdat niet bekend is waar op gezocht moet worden en je altijd maar een klein stukje ziet. Daarnaast is de activiteit van het bodemleven plaatsspecifiek en niet statisch. Sommige organismen zitten op de wortel, anderen juist op afstand of bovenin de bouwvoor of juist onderin. Ook het moment van bemonsteren is sterk bepalend voor de uitkomst. Sommige micro-organismen zijn in het voorjaar actief, terwijl andere juist in het najaar actief zijn.
Onderzoekslaboratorium Eurofins Agro geeft op het bodemverslag al wel een indicatie voor de kwaliteit van het bodemleven. De biologische bodemvruchtbaarheid wordt nu weergegeven via drie kengetallen, te weten de microbiële biomassa, de microbiële activiteit en de schimmel/bacterie-ratio. De totale hoeveelheid biomassa in een bodemmonster wordt bepaald aan de hand van de aanwezige fosfolipidenvetzuren (PLFA’s). Deze vetzuren vormen een belangrijk onderdeel van de celwanden van alle micro-organismen. Omdat deze vetzuren snel in de grond worden afgebroken als een organisme dood gaat meet Eurofins Agro met PLFA het levende bodemleven.
Door te meten hoeveel organische stof het bodemleven afbreekt, ontstaat een indruk van de activiteit van de aanwezige micro-organismen. De hoeveelheid stikstof die vrijkomt bij de afbraak van organische stof in een bepaalde tijd is maatgevend voor de microbiële activiteit.
De verhouding tussen schimmels en bacteriën in een bodem geeft onder andere inzicht in het mineralisatieproces. Als er veel schimmels in de bodem aanwezig zijn, vindt er opbouw van organische stof plaats. In bodems met relatief meer bacteriën neemt de hoeveelheid organische stof juist af door afbraak en is de stikstof- en zwavelmineralisatie relatief groter.
Op basis van de huidige kennis wordt een waardering gegeven die afhankelijk is van de hoeveelheid organische stof in de bodem. Aan de gevonden waarden wordt nog geen advies gekoppeld. Via diverse onderzoeksprojecten zal er meer informatie beschikbaar komen.
Hoe meer soorten, hoe beter
Duidelijk is in ieder geval dat hoe meer soorten in de bodem, hoe beter de bodem functioneert en hoe hoger de weerbaarheid van de gewassen tegen ziekten en plagen. Bodemweerbaarheid is een optelsom van onderlinge concurrentie tussen bodemorganismen, predatie, parasitisme of de vorming van vluchtige organische verbindingen die de groei van andere micro-organismen remt. Een teler heeft daar invloed op door te zorgen voor een goede bodemstructuur, voldoende aanbod van organisch materiaal en te zorgen voor een diversiteit aan gewassen. Stabiele organische stof dient als huisvesting van het bodemleven en de afbreekbare organische stof is het voedsel voor het bodemleven.
Planten sturen het bodemleven. 10 tot 20% van plantproductie lekt via de wortels weg naar de bodem. Met deze zogenoemde wortelexudaten lokt de plant micro-organismen naar de wortel. Bij een fosfaattekort bijvoorbeeld lokt de plant micro-organismen die fosfaat vrijmaken, bij ziekten maakt de plant exudaten voor micro-organismen die de ziekteverwekkers afremmen.
Teler kan sturen op gezond bodemleven
Bodemleven is afhankelijk van lucht en vocht, daarom is het voor het functioneren van het bodemleven belangrijk dat de bodemstructuur en vochthuishouding op orde is. Aanwezigheid van organische stof is een tweede voorwaarde voor het kunnen functioneren van het bodemleven. Een teler kan een gezond bodemleven bevorderen door regelmatig en divers voedsel aan te bieden. Dat is bijvoorbeeld organisch materiaal in verschillende vormen, zoals compost, dierlijke mest, gewasresten en groenbemesters. Regelmatige aanvoer is daarbij beter dan bijvoorbeeld een grote hoeveelheid compost in één keer. Een compostgift in het najaar is ook beter dan in het voorjaar. Het bodemleven kan zich hier gedurende de winter aan voeden waardoor het bodemvoedselweb in stand blijft. Ook het groen houden van percelen gedurende de winter is om dezelfde reden goed voor het bodemleven. In het voorjaar is het dan op sterkte zodat het dan schadelijke aaltjes en schimmels die actief worden aan kan pakken.
Grondbewerking heeft nadelige effecten op het bodemleven
Intensieve bodembewerking heeft vele nadelen. In het ‘Handboek bodem en bemesting.nl’ zijn de nadelige affecten van grondbewerking op het bodemleven op een rij gezet.
De toplaag is biologisch de meest actieve laag. Door deze laag te vermengen in de ondergrond en door de bewerking zelf sterft veel bodemleven af. Ook gangenstelsels die zijn ontstaan door bodemleven of plantenwortels worden doorbroken. Door bodembewerking verteerd organische stof sneller en komt het terecht in lagen waar minder zuurstof en bodemleven is.
In het algemeen neemt bij verminderde grondbewerking het bodemleven toe. Niet-kerende grondbewerking (NKG) is een systeem dat bodemleven stimuleert. Bij NKG wordt de bodem niet dieper dan 12 centimeter bewerkt. Je vermengt gewasresten dus alleen oppervlakkig met de bodem. Door de bodem niet te keren en minder intensief te bewerken breidt het bodemleven enorm uit.
Bacteriën, schimmels, protozoa, nematoden en regenwormen hebben allemaal voedsel, lucht, water en een geschikte leefomgeving nodig. De leefomgeving voor het bodemleven verbetert indien de grond minimaal bewerkt wordt, de bodem met plantmateriaal bedekt is, door een ruime rotatie en het vermijden van overmatig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.
Grondbewerking heeft een aantal negatieve effecten:
- Een grote hoeveelheid zuurstof wordt in de grond resulteert in een snelle afbraak van het aanwezige plantaardige voedsel.
- Langgerekte en kwetsbare organismen zoals draadachtige schimmels worden beschadigd waardoor de gronden vooral gedomineerd worden door kleine eencellige bacteriën.
- De bodemstructuur wordt beschadigd, dit reduceert bodeminsecten en regenwormen;
- Een kale onbedekte grond geeft geen bescherming tegen extreme temperaturen op het grondoppervlak en geeft makkelijker verslemping.
- Ontstaat door de bewerking een laag zuurstofniveau dan krijgen ziekteverwekkende bacteriën en schimmels, zoals pythium en phytophthora meer kans.
Regenwormpopulaties kunnen zich in enkele jaren spectaculair herstellen na omschakeling naar minder intensieve en niet kerende bodembewerkingen. Deze stijging komt nagenoeg volledig door het herstel van de diepgravende soorten, De populaties van bodemwoelende soorten blijven min of meer gelijk. Voor de diepgravende soorten is het ook belangrijk dat de strooisellaag in tact blijft, omdat ze zich daaraan voeden. Hun diepe, permanente verticale gangen fungeren als drainagekanalen bij hevige neerslag.