Jan Sonneveld in Dronten is in deze periode vooral aan het toppen; vorige week was hij aan de gang in Divino, na het toppen van de vroegst gepote Abacus, en voorafgaand aan de latere Abacus. “
De groei valt niet tegen, maakt hij de balans tot nu toe op, op een enkele plekje na met waterschade. “Ik denk dat er in onze regio net zo veel water is gevallen als elders, maar mooier verdeeld in de tijd. Als ik de gewassen zo aankijk, lijkt het me wel dat ze wel wat ‘watermoe’ zijn. Ik krijg al telefoontjes met de vraag of ik zou kunnen leveren. De vraag is er al wel. Maar als we starten met de pluk –dat zal rond 25 augustus zijn in de vroege Abacus- we weliswaar spruiten hebben, maar niet in grote volumes. Die situatie zal waarschijnlijk wel een tijdje zo blijven.”
Tracer
De druk van koolmot leek vorige week gestabiliseerd, aldus Sonneveld op basis van waarnemingen. De schade loopt uiteen: “Abacus bijvoorbeeld is vrij schoon tot schoon, in Divino vind je onderin vaak 2 tot 3 aangevreten spruiten.” Over de bestrijding: “Daar kan ik kort over zijn. Tracer heeft veruit het meeste effect, maar je zit wel met de beperking voor het aantal veldtoepassingen. Daar staat tegenover dat frequenter inzetten zou kunnen uitmonden in de ontwikkeling van resistentie tegen de werkzame stof. De slakkendruk valt mee: uitgezonderd de perceelsranden, zie je ze nog weinig. Wel valt op dat er wat bacteriedruk in het gewas is ontstaan. Een droge periode is daarvoor de beste bestrijding.”
Bodemstructuur
Sonneveld trof vorig jaar geen light leaf spot in zijn gewassen aan, deze keer in geringe mate. “De druk is nog niet verontrustend, maar verontrustend is dat we te maken hebben met een ongrijpbare vijand.”
De biologische spruiten hadden dit seizoen veel moeite op lengte te komen. Sonneveld zoekt het in een mindere bodemstructuur na de voorbije winter, en het verlies van voedingselementen door uitspoeling. “We zijn al snel aan de gang gegaan met het bijbemesten met verenmeel en met vinassekali. Maar daarmee is het niet: vandaag strooien, morgen werking.” Er ligt alles bij elkaar zo’n 300 kilo stikstof uit kippenmest en verenmeel op. Daarvoor moet je rekenen met een werkingscoefficiënt van 60 procent. Inclusief de stikstof uit vinassekali komt de totale gift op 240 kilo stikstof per hectare. Dat zou een geweldig gewas moeten geven, maar deze keer dus niet. Voor deze regio is 200 kilo stikstof per hectare gewoonlijk meer dan genoeg.”
Veel werk
De eerste pluk in de biologische spruiten valt waarschijnlijk rond 1 oktober, in het ras Nautic. Daarna volgen Doric, een beperkte oppervlakte Staedia en Profitus voor halverwege november. De koolmotdruk is vergelijkbaar met die in de gangbare teelt, en bestreden met 2 keer Tracer. “Als het gewas van de groei af is, heb je koolmotten. Groei is het beste bestrijdingsmiddel. Verder gaat het in de biologische teelt wel goed, maar het is dus vooral de kunst om ze goed aan de gang te houden.”
Anders dan anders is ook dat de teelt van spruitkool dit jaar van begin tot eind erg veel werk vraagt: “de afgelopen maanden in de teelt om problemen te beperken, en straks aan de sorteerband om problemen te voorkomen”.
AUTEUR JOOST STALLEN