“De eerste tomaten kwamen er 10 dagen later af dan vorig seizoen”, zegt Tom Vlaemynck van Tomato Masters in Deinze. Hij teelt op 3,5 hectare het ras Sevance en op 7,3 hectare Foundation, die op 3 en 4 januari werden geplant, 62 dagen na het zaaien.
Sevance en een klein deel van de Foundation-trostomaten staan in de diffuse kas, op steenwol. In de gangbare kas staan alleen Foundation-tomaten, op kokossubstraat. In de steenwolkas bloeide de eerste tros eerder en werden vorige week de eerste trossen geknipt. In de andere kas startte de oogst deze week. “We hebben tijdens dat donkere weer erg lage etmalen van 15,5 graden aangehouden, met nachten van 14,5 graden. Vooral Sevance zet heel moeilijk. Omdat we de tomaten voor vaste klanten telen wil je het natuurlijk meteen goed doen en hebben we gekozen voor kwaliteit. Dat is goed gelukt.”
‘Van niets naar alles’
Het sparen is nu voorbij. “Het is van niets naar alles gegaan. We draaien nu etmalen van 20 graden.” Hij start de dag met 17 graden, stookt op tot 20 graden met een ventilatielijn tot 23 graden. “Het wordt zo maximaal 25 graden.” Een half uur voor zonsondergang gaat de voornacht (14 graden) in die tot 22 uur duurt. De nachttemperatuur varieert van 15 tot 19,5 graden. “We streven naar een DIF van 4 graden bij mooi weer en van 5 tot 6 graden bij donker weer.”
Bij donker weer merkt Vlaemynck een duidelijk verschil tussen de diffuse en gewone kas. Het diffuse glas heeft een hoge haze (77%) en eenzijdige AR-coating, maar de sensoren laten zien dat het dek 6% meer licht doorlaat. “De temperatuur moet er altijd veel sneller naar beneden bij donker weer. We moeten er dus heftiger reageren op licht. Maar de groeisnelheid is in de diffuse kas altijd hetzelfde of iets hoger dan in de gewone kas.”
Het gewas heeft nu een vlotte zetting en heeft vooral in de diffuse kas een sterke kop. “De tomaten zijn daar minder grof, want ze moesten uitdikken tijdens die donkere weken. Ze komen er daardoor ook sneller af. In de gewone kas gaan we wat terug in de etmaaltemperatuur omdat de plant wat minder staat.”
330 kilo CO2 per uur
In watergift verschillen de kassen niet. Per joules instraling geeft hij nu 2,5 cc water, van anderhalf uur na zonsopkomst tot 3 (licht) tot 5 à 6 (donker) uur voor zonsondergang. De ec in de mat ligt rond de 5, de giet-ec tussen 3,5 en 3,7. “Mijn voorlichter zegt dat ik relatief weinig water geef. Maar we kijken vooral naar de aquabalans. En ’s nachts willen we 12% interen.”
De wkk’s draaien nog volop: 17 uur per etmaal. “De stroomprijs is laag, maar de gasprijs ook. En we kunnen de warmte nog allemaal kwijt, zelfs met het scherm ’s nachts dicht.” Er gaat veel CO2 het gewas in: 330 kilo per uur per hectare. “We doseren tot maximaal 1.500 ppm. Dat halen we ’s morgens nog wel, maar zodra de ramen open gaan kom je niet veel verder dan 500 ppm.”
Galmijt pas tegen einde seizoen
In de gewasbescherming is het nog heel rustig. “We tellen om de twee weken de vangplaten. Op 11 hectare hebben we nog maar twee witte vliegen gevonden.” De Macrolophus is begin februari al ingezet en maar 3 keer bijgevoerd. “We zagen dat hij al redelijk was verspreid en tot nu toe hebben we er altijd te veel in de zomer.” Nu worden er vier weken achter elkaar Encarsia-kaartjes opgehangen, per keer twee stuks per vierkante meter. Tot begin week 14 heeft hij in de feromoonvallen 15 Tuta’s gevonden, maar Vlaemynck maakt zich daar niet druk om. De Macrolophus houdt ze wel onder de duim. “Ik zou misschien panikeren als ik nu al galmijt vond, maar tot nu toe vond ik ze pas tegen het eind van het seizoen. Ik spuit dan een keer met Oberon en helemaal aan het eind met Vertimec. Dat ruimt ze voldoende op.”
In het voorjaar ziet hij wel altijd al vroeg bladluizen, ook nu weer: bij de gevel, op een beetje onkruid. “Ze komen van buiten. We zijn hier omgeven met graan, mais en boompjes. Als het nodig is zet ik Aphidoletes uit.”
Auteur: Gerard Boonekamp