De opdracht van de Chinese regering: lokaal groente produceren naast elke megastad. Overheid, bedrijven en investeerders kijken daarvoor begerig naar het Nederlandse glastuinbouwmodel. Om dit model snel te kunnen kopiëren? Of kan Nederland structureel zaken blijven doen met China?
De Nederlandse landbouwraad in China schetste recentelijk de staat van de bedekte teelt in China. Die is bijna 1 miljoen hectare groot, maar is laagproductief in vergelijking met Europa. Een enorme moderniseringsslag is gewenst, want de opdracht vanuit Beijing is helder: voedselzekerheid voor de massa. Voor Nederland een enorme zakelijke kans, zegt de Nederlandse ambassade tegen wie maar wil luisteren.
De Westlandse kassenbouwer Kubo had al geluisterd. Kubo is al lang actief in China en heeft er vorig jaar een eigen kantoor geopend. Toch ziet Robert Keijzer, commercieel directeur van Kubo, het moderniseren van dat enorme areaal aan bedekte teelt dat zich in China bevindt, niet eens in de eerste plaats als een kans voor Nederlandse kassenbouwers. Wel voor partijen als Priva, Ridder en Hoogendoorn. Met een relatief bescheiden investering kunnen Chinese tuinbouwbedrijven met technische apparatuur en installaties van deze toeleveranciers hun lowtech kassen opwaarderen, aldus Keijzer.
Het merendeel van die 950.000 hectare bedekte teelt zijn de traditionele Chinese ‘zonnekassen’. Keijzer: “Eigenlijk weinig anders dan wat we in het Westland 100 jaar geleden hadden staan: een muur met aan de zuidkant ervan een schuine glazen lessenaarkas. Alleen zijn ze in China meestal niet van glas maar van plastic.”
Van lowtech naar midtech
De meeste van die Chinese zonnekassen zijn lowtech: maar één stapje verder dan open teelt. Een aarden wal, gebogen ijzer en folie erover getrokken, de plantjes nog gewoon in de grond. Maar er zijn ook voorbeelden van teelten in net zo’n soort kas met steenwolmatten en teeltgoten. De wal of muur als warmtebuffer is in veel gebieden lang niet voldoende om de koude nachten door te komen. De kou wordt dan opgevangen met straalkacheltjes. Dat begint dan te lijken op een midtech bedekte teelt.
Volgens Keijzer is er in China genoeg belangstelling om alle stappen, die de Westlandse tuinbouw in honderd jaar heeft gezet in één sprong over te slaan. Er staat inmiddels 800 hectare hightech kassen naar Nederlands model en veelal ook neergezet door Nederlandse kassenbouwers. “Wij zien in China veel professionele bedrijven met zonnekassen. Die snappen de business en weten dat ze met Nederlandse technologie veel efficiënter kunnen telen.”
China is sterk gericht op modernisering van de land- en tuinbouw met het oog op meer voedselzekerheid én voedselveiligheid
Robert Keijzer, commercieel directeur van Kubo
Voor die technologische sprong is geld nodig. Vooral in groenteteelt wil de Chinese overheid best mee-investeren. Keijzer: “De dynamiek in China is sterk gericht op modernisering van de land- en tuinbouw met het oog op meer voedselzekerheid én voedselveiligheid. Daarnaast is het voor de Chinese overheid belangrijk om de agrarische gebieden te moderniseren om armoede te bestrijden en om verdere verstedelijking tegen te gaan. Wij hebben tot nu toe alleen maar groentekassen gebouwd. Voor de sierteeltkassen hebben we wel gemerkt dat de prijs heilig is. Dan moeten we mee met de prijzen van Chinese kassenbouwers. Terwijl we een eenvoudige groentekas neerzetten al het dubbele daarvan kan kosten en een high-end kas met alles erop en eraan kan oplopen tot een veelvoud daarvan.
Kubo en FoodVentures
Dé showcase van Chinese kassen van ‘Nederlandse topkwaliteit’, dat is wat Kubo in Shanghai heeft neergezet voor FoodVentures en een Chinese vastgoedinvesteerder. FoodVentures is een Nederlands bedrijf dat zich inzet als ‘operator’ van die zo gerenommeerde Nederlandse kastechniek, ook al in Oekraïne, Georgië en Kazachstan.
Iedereen weet: in een Nederlandse kas met Nederlandse techniek en Nederlandse plantjes uit Nederlands zaad haal je in welk willekeurig buitenland niet automatisch Nederlandse producties. Turnkey wil niet zeggen dat je de sleutel van zo’n kas omdraait en de teelt automatisch van start gaat. Dirk Aleven, CEO van FoodVentures: “Zonder een ‘operator’ komt er niks van terecht. Een operator is wat anders dan een tuinder of een ‘agronomist’ zoals dat in het buitenland heet. Dat is degene die zich alleen bezighoudt met de planten. De agronomist gaat niet over inkoop en verkoop, of over personeelsbeleid.”
De oplossing voor zo’n ‘turnkey-glastuinbouwproject is dus niet om met de Nederlandse kas een Nederlandse teler ‘mee te verkopen’. Als die daar moederziel alleen op zo’n project zit, iedere zes weken even naar huis mag, werkt dat vaak niet goed, vindt Aleven. “Dat is frustrerend, ondankbaar werk.”
China heeft vooral behoefte aan kwalitatief betere en vooral veiligere groente
Dirk Aleven, CEO van FoodVentures
Wat anders wordt het als je een heel team kunt bieden, dat de investeerder een goed lopende teelt kan garanderen, inclusief afzet aan lokale klanten. Aleven: “Wij werken samen met vastgoedeigenaren in China. Die krijgen een missie mee van de overheid hoe bij te dragen in het lokaal produceren van groente. We hebben daarvoor een contract van 25 jaar met ze gesloten. Het is net als in de hotelbusiness: je hebt de eigenaar van het vastgoed en je hebt het Hilton dat er een hotel in runt. Wij runnen die kassen. Wij kopen in, wij financieren onze eigen business, met eigen werkkapitaal. Wij bepalen ook zelf wat we gaan telen en aan wie we dat gaan verkopen. De markt is er. Er is in China al een enorme consumptie van groente. Waar vooral behoefte aan is, is een kwalitatief beter en vooral veiliger product.”
Chinese Wageningers
In deze kas van 20 hectare met vanaf 21 mei de eerste oogst van tomaten en komkommers, heeft FoodVentures nu de eerste 50 mensen aangenomen. Aan het eind van het jaar zullen dat er 250 zijn, onder toezicht en begeleiding van twee mensen in Nederland en vier Nederlandse expats in China.
Let wel: er zijn ondertussen duizenden Chinese ‘Wageningers’. Afgestudeerd aan Wageningen UR en doorgaans weer teruggegaan naar China. Aleven heeft al diverse afgestudeerden aangenomen. “Over de kwaliteit en beschikbaarheid van agrarisch geschoolde mensen hebben we niet te klagen. Goed technisch personeel voor de bouw en het onderhoud van de installaties vinden, is iets moeilijker. Salarissen is ook een punt, die gieren de pan uit. Menskracht is vreselijk duur aan het worden in Shanghai. Heel wat anders dan tien jaar geleden”, zegt Aleven.
FoodVentures kan en wil doorgroeien naar vijf van dit soort groentebedrijven naast vijf andere megasteden. “Waarschijnlijk wel weer met dezelfde Chinese investeerder”, aldus Aleven. “Wij hebben het recht om al hun kassen te runnen, maar niet de plicht.”
Groei naar multinational
De betreffende investeerder zal wellicht volgende projecten met andere kassenbouwers in zee gaan. Liefst misschien zo snel mogelijk met Chinese bedrijven die het kunstje afkijken? Aleven: “Dat er meer lokaal geproduceerd wordt, ook kassen dus, dat is niet zo vreemd. Dat we nu de materialen voor kassen in containers vanuit Nederland verschepen en kassenbouwers meesturen, is dat de meest efficiënte werkwijze? Logischer zou zijn dat wij ontwikkeling, ontwerp en daarna de begeleiding en de intelligentie in die kassen vanuit Nederland blijven doen, maar productie door lokaal personeel laten doen.”
De interesse in Nederlandse tuinbouwtechniek betekent dat kassenbouwers, net als al die andere techniekbedrijven multinationals moeten worden, met wereldwijde netwerken van lokale service. “Wat wij nu als eindklant merken, is dat veel van de tuinbouwtechniekbedrijven nog werken alsof het Westland het absolute centrum van de wereld is. Dat is natuurlijk onbestaanbaar in de meeste andere sectoren. De auto-industrie verscheept ook geen BMW’s van Duitsland naar China. Die bouwen ze ter plekke. Die BMW’s worden dus ook gewoon lokaal geserviced, ook nu door corona het internationale vliegverkeer stilligt, zoals wij merken nu we onze osmose-apparatuur willen laten servicen. Je kunt de beste spullen hebben voor in die mooie Hollandse kassen, als je service niet op orde is, dan kopen klanten liever iets mindere spullen, maar met betere service dichtbij.”
Chinese kassenbouwer Agri Garden
Kubo bewandelt dat multinationale pad met een eigen vestiging in China. Concullega Maurice Kassenbouw uit Horst doet voor de Chinese markt nu al 15 jaar zaken met het Chinese bedrijf Agri Garden. Dat ontwerpt en bouwt kassen ter plekke. Van het eenvoudige type muurkas tot en met de meest prestigieuze demoprojecten, met alle nu beschikbare kastechniek denkbaar. Die eenvoudiger kassen worden vaak wel voor zelfstandige familiebedrijven gebouwd.
Net als Aleven schetst voor zijn kas in Shanghai, is ook de ervaring van Michel La Crois, directeur van Maurice Kassenbouw, dat de Chinese overheid bij elk project van hoog tot laag is betrokken. La Crois: “Neem een project in Dong Jing. We hebben daar een hightech glastuinbouwbedrijf neergezet van tweemaal 3 hectare teelt. Aan de ene kant van het centrale bedrijfsgebouw bloemen en champignons en aan de andere kant tomaten, paprika’s en sla. Dat hele demoproject, met vertical farming, is een investering van € 150 miljoen. Het is in feite gebouwd in opdracht van de minister en zijn laatste vijfjarenplan.”
Chinese overheid stuurt
Een ander prestigieus project is een demokas voor de Chinese Academy of Agricultural Science in Beijing. Het Chinese equivalent van Wageningen UR heeft een spilfunctie in de ontwikkeling van de eigen land- en tuinbouw. Of de bouw van het hypermoderne complex wel op schema verloopt weet La Crois niet helemaal zeker. “De spullen zijn erheen, maar je weet het in China nooit. Het verloopt er allemaal meestal net een beetje anders dan je van tevoren plant. Meestal omdat de overheid het allemaal net wat anders wil.”
De overheid kijkt niet alleen bij grote miljoenenprojecten mee. Ook bij de bouw van een muurkasje van 1.000 vierkante meter hebben de overheidsfunctionarissen een vinger in de pap. “Daar willen ze dan zonnepanelen op met een eigen computersysteem. Voor ons als Nederlandse kassenbouwer is dat allemaal wat minder interessant, want het zijn rolkassen met folie. Maar het past allemaal wel in het plan dat de Chinese overheid heeft voor tuinbouw in heel het land.”
Oppassen voor naïeve handelspolitiek
Dat ontwikkelen van een eigen tuinbouw en een eigen kassenbouw is vooral een kwestie van kopiëren. La Crois vindt dat we als Nederland moeten oppassen voor een te naïeve handelspolitiek in en met China. Zoiets schijnbaar onschuldigs als uitwisseling van Chinese en Nederlandse studenten bijvoorbeeld maakt in de ogen van La Crois deel uit van de Chinese strategie om kennis en techniek binnen te halen.
“Onze partner Agri Garden heeft al een paar duizend studenten naar Nederland gestuurd. En Chinese bedrijven die in Nederland bedrijven kopen, dat is puur om kennis binnen te halen. Nederland is voor China een project, op alle terreinen waar wij sterk zijn, zoals de tuinbouw. Wij kunnen nu dus prima zakendoen met China. Maar de vraag die wij ons moeten stellen is: zijn wij over tien of twintig jaar nog steeds een zakenpartner die ze nodig hebben?”
De Nederlandse ambassade en het ministerie van Buitenlandse Zaken doen volgens La Crois wel nuttig werk in het ondersteunen van export. Maar op het behoud van de eigen concurrentiepositie zijn andere landen scherper.
Moderne groenteteelt in stroomversnelling
Dirk Aleven van FoodVentures denkt niet dat de Nederlandse tuinbouw bang moet zijn voor de belangstelling vanuit de internationale wereld van participatiemaatschappijen, investeerders en internationale overnames. Het geeft de waarde aan van de tuinbouwkennis en -kunde, die zich in Nederland heeft samengebald. En die – letterlijk en figuurlijk – op afstand nu kan zorgen voor een stroomversnelling van moderne groenteteelt in China, volgens Aleven.
Wie wil, durft en denkt dit ook te kunnen, hoeft volgens Aleven niet eens te zoeken naar investeerders. “Voor ons is het nu een kwestie van de beste projecten ertussenuit pikken. De wereld staat te schreeuwen om goede operators. Ik denk dat het voor de tuinbouw ook prima is dat wij de vleugels uitslaan naar het buitenland, in plaats van elkaar hier op de volle Europese markt te verdringen.”