Ervaring uit Denemarken leert dat bij een lagere prijs voor (rest)warmte uit een netwerk veel afnemers overstappen vanuit de traditionele warmte uit gas.
De te realiseren CO2 reductie is onvoldoende om deze klanten te verleiden over te stappen op warmte. Daarvoor dient ook de warmte lager te zijn geprijsd dan het gangbare gasalternatief. Een groep provincies, gemeenten en energiebedrijven roepen minister Kamp op het instrument energiebelasting in te zetten voor een prijsverschil. Zij stuurden Kamp een brief: ‘Groeiplan voor warmte’.
De Partijen hebben momenteel de zorg voor 300.000 aangesloten warmteklanten en hebben met elkaar de ambitie en plannen om het aantal warmteklanten in steden en glastuinbouwgebieden te laten groeien met 1,2 tot 1,5 miljoen klanten in 2040. Door te streven naar de inzet van duurzame warmte en optimaal gebruik te maken van aanwezige restwarmte tijdens deze periode tot 2040 zien de Partijen in hun gebieden een potentiële CO2 reductie door warmtenetten van circa 2 Mton/jaar.
De partijen roepen op tot een deltaplan warmtenetwerken. De aan te leggen netwerken voor warmte hebben een nutsfunctie. De rijksoverheid moet zich daarom ook inzetten voor de aanleg. De warmtebedrijven moeten vraag en aanbod op elkaar laten aansluiten. Vanuit deze rol van onafhankelijk netbeheerder van transportnetten, kunnen grote professionele klanten, bijvoorbeeld tuinders, ook warmte terugleveren. Ook kan dit concurrentie tussen warmteproducenten stimuleren, en daarmee leiden tot lagere warmteprijzen.