Inducerend telen met een junidrager kan helpen de producties in de aardbeienteelt te verbeteren, energie te besparen én bijdragen aan een meer gelijkmatige arbeidsfilm. De uitdaging is echter om het gewas uit winterrust te houden en tegelijkertijd een continue trosaanmaak te realiseren. Een kant-en-klaar recept is nog niet voorhanden.
Telen met gekoelde junidragers is volgens Govert Trouwborst van Plant Lighting nog grotendeels de standaard in de aardbeienteelt. “Deze junidragende rassen gaan in het najaar de koeling in bij de plantenkweker, waar ze in winterrust gaan. Daarna worden de planten op het gewenste moment uit de koelcel gehaald en opgeplant op aardbeienbedrijven”, vertelt de onderzoeker. “De plant barst dan bijna uit zijn voegen en maakt binnen een week of acht een enorm bladpakket aan. Vervolgens ‘poept’ ‘ie in korte tijd alle trossen uit. De productie is kort en hevig; eigenlijk kun je het zien als een ‘plofplant’. Gedurende zo’n vijf weken wordt de plant leeg geoogst, waarna opnieuw wordt geplant.”
Teruglopende producties bij telen met gekoelde junidragers
De geschetste teeltwijze kent diverse nadelen. Zo zijn er forse productiepieken en daardoor een ongelijkmatige arbeidsfilm. “Ook is de teelt erg inefficiënt. Er wordt zo’n drie tot vier keer per jaar gestart met een nieuw plantje, dat in de eerste weken erg klein is en weinig licht onderschept. In de eerste periode valt 90% van het beschikbare licht naast de plant.”
Daarbij laten de producties de laatste jaren een dalende lijn zien, zo geeft de onderzoeker aan. “Om de productiepiek van de junidragers zoveel mogelijk te spreiden, koelen telers met buitenlucht. Dat gebeurt ook in de winter, waardoor kaswarmte via de ramen naar buiten vliegt. Dat is logischerwijs niet erg duurzaam en past ook niet in het plaatje van Het Nieuwe Telen. Daarbij wordt koelen in de zomermaanden een steeds grotere uitdaging door de opwarming van het klimaat. Hoe warmer het is, hoe minder vruchten een aardbeienplant geeft. Hierdoor hollen de producties steeds sneller achteruit.”
Inducerend telen is een teeltwijze met een continue, gelijkmatige trosaanmaak en waarbij je toe kunt met een of twee plantingen per jaar
Gelijkmatige trosaanmaak
Om het tij te keren en de aardbeienteelt in Nederland ‘toekomstproof’ te maken, voeren Delphy ISFC en Plant Lighting gezamenlijk proeven uit rondom het thema ‘jaarrond in balans en fossielvrij telen’. Plant Lighting voerde een deelonderzoek uit rondom winterrust (dormancy). Dit onderzoek vond plaats onder de vlag van het programma ‘Kas als Energiebron’ en werd mede gefinancierd oor Plant Sciences, Fresh Forward en Stichting Aardbei Onderzoek.
“Het idee is om de switch te maken naar ‘inducerend telen’”, vertelt onderzoeker Daphne Ruiter van Plant Lighting. “Dit is een teeltwijze met een continue, gelijkmatige trosaanmaak en waarbij je toe kunt met een of twee plantingen per jaar. Zo creëer je een meer gelijkmatige arbeidsfilm. Ook kun je hogere producties realiseren. Met de traditionele teeltwijze met junidragers, wordt een productie van rond de 15 kilo per vierkante meter per jaar behaald. Zet je in op inducerend telen, dan is 20 kilo per vierkante meter per jaar zeker haalbaar. Je blijft immers continu in productie. Ook is er een permanent hoge lichtonderschepping. Daar ligt de grote plus ten opzichte van een doordrager. Met dit planttype kun je ook een meer gelijkmatige productie realiseren, maar is de lichtonderschepping – en daarmee de productie – fors lager.”
Met de geschetste teeltwijze moet volgens de onderzoekers ook fors kunnen worden bespaard op energie. Doordat er geen productiepieken meer zijn, hoeven telers namelijk minder te koelen. “Op die manier moet het mogelijk zijn om de energie-inzet te halveren”, stelt Trouwborst.
Grote uitdagingen bij inducerend telen
Inducerend telen met een junidrager kent echter grote uitdagingen. Zo is het zaak om ervoor te zorgen dat de plant niet in winterrust gaat én dat de inductie – de trosaanmaak – aan de gang blijft. “Die combinatie is lastig”, geeft Ruiter aan. “Om winterrust te vermijden, moet je kiezen voor lange-dag-omstandigheden. Maar bij een junidrager stopt dan ook de trosaanmaak. Beide processen werken elkaar dan dus tegen.”
In de Kas als Energiebron-proef, die liep van augustus 2023 tot januari 2024, probeerden de onderzoekers de plant daarom te ‘foppen’. Bij de teelt in een klimaatcel werden verse junidragers dagelijks 13 uur belicht met normale leds en 5 uur nabelicht met rood licht. Door toevoeging van het rode licht zouden de planten niet in winterrust gaan, zo was de gedachte. “En onze hypothese was dat de keuze voor rood licht er ook voor zou zorgen dat de inductie doorging”, legt Trouwborst uit.
Deze hypothese werd volgens de onderzoekers ‘niet overtuigend bevestigd’. De resultaten bleken vooral sterk rasafhankelijk. “Dat kwam al naar voren eerdere proeven en zagen we ook in ons onderzoek. Het ras Inspire bleef goed uit winterrust; nabelichting met rood licht had hier geen meerwaarde. Maar het aan de gang houden van de trosaanmaak bleek lastig bij een temperatuur van 18 graden. Bij 15 graden ging dit beter. Bij Fandango was dit precies andersom. Dit ras bleef ook uit winterrust door de nabelichting met rood licht. Wanneer we de intensiteit van het rode licht echter te zeer opvoerden, stopte de inductie. Waardoor weten we niet, maar we denken dat het te maken heeft met de mate van generativiteit van het startmateriaal.”
Er is steeds iets waardoor de strategie niet werkt zoals we zouden willen
Belangrijke succesfactoren
Volgens de onderzoekers is de strategie van inducerend telen met een junidrager nog niet praktijkrijp. Er zijn nog te veel complicerende factoren. “Er is steeds iets waardoor de strategie niet werkt zoals we zouden willen. En is het lastig om daar de vinger op te leggen”, geeft Trouwborst aan.
Toch zijn er wel aanwijzingen in welke hoek de oplossing zich bevindt. Zo lijken generatief plantmateriaal en goede generatieve startomstandigheden in de kas belangrijke succesfactoren. “Dit is echter nog niet beproefd”, geeft Ruiter aan.
Nieuwe aardbeienrassen nodig
Daarnaast is het volgens de experts zaak dat er nieuwe rassen komen die passen in het teeltconcept. Deze rassen dienen in ieder geval niet snel in winterrust te gaan en moeten makkelijk trossen aanleggen. “Er is dus actie nodig vanuit de veredeling. Zij zijn hier wel mee bezig, maar er is nog flink wat werk te verzetten. En liefst ook snel: ons klimaat warmt ieder jaar op en daarmee lopen de producties in de teelten met gekoelde junidragers verder terug. Overigens zou je ook kunnen inzetten op de ontwikkeling van een doordrager met een betere lichtonderschepping. Dat is een andere route om te komen tot hogere producties”, zegt Trouwborst.
De onderzoeker voegt toe dat nieuwe rassen ook de juiste eigenschappen moeten hebben om in balans te kunnen telen. Een aardbeiengewas heeft namelijk de neiging tot overproductie. “En dit is funest voor het gewas. Daarom is het zaak om een plant te hebben die ongeacht de omstandigheden – bijvoorbeeld licht en temperatuur – een stabiele inductie houdt en zichzelf reguleert. Ook hier ligt een aandachtspunt voor veredelaars.”
Inducerend telen met junidragers te riskant
Samenvattend is inducerend telen met junidragers nog niet hét antwoord op de uitdagingen in de aardbeienteelt. “Op dit moment wordt de teeltwijze ook getest in een kasproef bij Delphy ISFC. De resultaten hiervan worden in de loop van 2025 openbaar. Feit is dat de teeltwijze nu nog te riskant is en onvoldoende reproductief. Het gaat nog te vaak mis.”