Doorgaan naar artikel

‘Waarom geen realityserie met markante tuinder?’

We zijn totaal losgezongen van het eten op ons bord, vindt fotograaf Kadir van Lohuizen. Met de fotoserie Food for Thought, nu te zien in het Scheepvaartmuseum, brengt hij de wereld achter onze voeding in beeld. Maar wat kunnen de foodsector en de tuinbouw zélf doen om de kloof te overbruggen?

De dagelijkse maaltijd van fotograaf Kadir van Lohuizen is er niet lekkerder op geworden. Sinds hij voor een fotoserie en documentaire in de vraag dook waar ons voedsel vandaan komt, weet hij hoe complex ons voedselsysteem is. En ook dat de gemiddelde maaltijd 30.000 kilometer heeft afgelegd voor het op ons bord belandt. Vaak staat de fotograaf in de supermarkt obsessief de herkomst van ingrediënten te checken, vertelt hij op een zomerse woensdag in het Amsterdamse Scheepvaartmuseum tijdens het evenement Food for Thought (vrij vertaald: ‘stof tot nadenken’).

Zijn gelijknamige fototentoonstelling hangt in het museum – verlengd tot en met 5 januari 2025 -, de documentaire was in het voorjaar te zien op televisie. Om dat ingewikkelde voedselsysteem in beeld te brengen, bezocht Van Lohuizen onder andere een hypermoderne plantenkwekerij in Nederland, volautomatische hightech kassen in China en een mega veeteeltbedrijf in de Verenigde Staten. “Tijdens corona zagen we hoe kwetsbaar ons voedselsysteem is; hoe lang en ingewikkeld de ketens zijn. Het kwartje dat alles anders moest, is toen wel gevallen. Maar een paar jaar later lijken we terug bij af,” aldus Van Lohuizen.

Transitie naar een beter voedselsysteem

Dat ons voedselsysteem op de schop moet, is geen nieuw geluid. Jaarlijks verschijnen er talloze beleidsnota’s, rapporten, roadmaps en visies met de boodschap dat we meer plantaardig moeten eten (want: gezonder en duurzamer). Toch blijven we onszelf én de planeet verpesten met ongezonde rommel die bovendien vaak (tien)duizenden kilometers verderop is geproduceerd. Hoe geven we die transitie naar een beter voedselsysteem een flinke zet de goede kant op? Hoe kan de tuinbouw het heft in eigen handen nemen? En hoe dammen we dat gepolariseerde beeld over de sector in? Tijdens het evenement in Het Scheepvaartmuseum buigen voedingswetenschappers, chefkoks, medewerkers van de gemeente Amsterdam, tuinders, medici, (stads)tuinders en andere geïnteresseerden zich over die vragen.

Mike Gitzels (met zijn vader William):  “We hebben weer meer vet op de botten nu, retailers durven ook vaker betere prijzen af te geven voor jaarcontracten. Dus het is tijd om te investeren.” – Foto: Marga van der Meer
Mike Gitzels (met zijn vader William): “We hebben weer meer vet op de botten nu, retailers durven ook vaker betere prijzen af te geven voor jaarcontracten. Dus het is tijd om te investeren.” – Foto: Marga van der Meer

Schaalvergroting een voorwaarde

Een onderdeel van het evenement is de interactieve sessie ‘The power of plants and its production’. Eén van de panelleden is Mike Gitzels. Afgelopen januari nam hij het familiebedrijf Plantenkwekerij Gitzels in Wervershoof (West-Friesland) over van zijn vader. In 14 hectare kas kweekt hij jaarlijks 165 miljoen jonge groenteplanten op die elders uitgroeien tot verschillende koolsoorten. Ook doet hij opkweekdiensten voor een aantal zaadveredelingsbedrijven. Een middag als deze helpt om elkaar te vinden, ziet hij.

“Samenwerking in de keten is nodig voor de voedseltransitie. Er zijn nog te veel eilandjes, dus het is mooi hier mensen te ontmoeten die ook vooruit willen. Maar eerlijk: ik kan hier vandaag alleen zijn omdat ik een relatief groot en professioneel georganiseerd bedrijf heb en personeel heb dat mijn werk uit handen kan nemen.”

Hij pakt zijn telefoon erbij: “Kijk, op dit dashboard kan ik precies zien wat er nu gaande is in de kassen: wat de temperatuur is, welke planten hoeveel water hebben gehad en wat de aanwezige nutriënten zijn in de planten. Sensoren en andere technologie houden alles in de gaten. Zo hou ik op afstand de boel in de gaten. Mijn vader en opa hadden zo’n dag als vandaag echt niet kunnen bijwonen.” Schaalvergroting helpt volgens de teler dus om met de transitie aan de slag te gaan. “Veel tuinders zijn alleen maar met hun productie bezig. Ze hebben nauwelijks tijd en energie om zich te verdiepen in duurzaamheidssubsidies, of ketenpartners op te zoeken en met hen die verduurzaming handen en voeten willen geven.”

Tegengestelde belangen

Niet alleen vandaag, ook de rest van het jaar zouden belanghebbenden elkaar meer moeten opzoeken. Gitzels: “Een voorbeeld: het bloemkoolras Guideline is in opkweek best lastig – eigenlijk zijn de genetica nog niet sterk genoeg. De telers willen die plant wél hebben, want hij oogst misschien makkelijker, of hij levert meer gewicht op. En de zaadveredelaar heeft net geïnvesteerd in dat nieuwe ras, dus die wil dat bij mij kwijt. Zie daar de tegengestelde belangen die verduurzaming supercomplex maken.”

Natuurlijk: een tuinder kan ook prima op eigen houtje duurzame stappen zetten. Zo experimenteert Gitzels sinds een paar jaar met biologische kweek. “In eerste instantie voor onszelf, om ervan te leren voor de gangbare kweek. Tien jaar geleden gebruikten we standaard chemische bestrijdingsmiddelen, drie keer zoveel kunstmest en een standaard veensubstraat met PG-mix. Testen met biologische teelt gaf ons allerlei inzichten die we nu toepassen. Eigenlijk zou elke teler zoiets moeten doen.”

Kipster stallen in VS

Ook kippenboer Ruud Zanders – tevens één van de panelleden in de sessie – nam zelf de touwtjes in handen. Mede door de vogelgriepuitbraak ging zijn pluimveebedrijf in 2007 over de kop. Zanders bleef in de kippen, maar gooide het helemaal over een andere boeg. Met zijn huidige bedrijf Kipster produceert hij klimaatneutraal en diervriendelijke eieren, die bij Lidl in de schappen liggen. Inmiddels staan er ook in de Verenigde Staten een paar Kipster-stallen. “De rol van dieren in ons voedselsysteem moet anders. En we moeten fors terug in dierlijke consumptie,” bepleit hij. Net als Gitzels vindt Zanders dat landbouwers zelf initiatieven kunnen nemen: “Neem bestrijdingsmiddelen. Zodra de eerste geluiden komen dat een bepaald middel mogelijk schadelijk is, moeten we zelf aan de slag. Niet wachten tot ze officieel verboden worden, maar meteen op zoek naar alternatieven.”

Het Kipsterverhaal inspireert Gitzels, vertelt hij later. “Het getuigt van lef. Anderzijds: voor Kipster is er een verdienmodel gekomen door samenwerking in de keten. In je eentje lukt zoiets niet. Voor Koppert Cress geldt dat bijvoorbeeld ook. Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat we risico’s moeten durven nemen als sector. We hebben weer meer vet op de botten nu, retailers durven ook vaker betere prijzen af te geven voor jaarcontracten. Dus het is tijd om te investeren.”

Import en re-export van avocado’s is alleen al in Nederland een miljardenbusiness. – Foto: Kadir van Lohuizen/Scheepvaartmuseum
Import en re-export van avocado’s is alleen al in Nederland een miljardenbusiness. – Foto: Kadir van Lohuizen/Scheepvaartmuseum

Iets geks aan de hand met de beeldvorming

’s Avonds aan tafel, waar tientallen deelnemers van het evenement samen eten, komt Gitzels nog even terug op zijn uitspraak: “Er gebeurt ook al heel veel wél. Er worden echt stappen gezet. Alleen worden die niet altijd gezien. Sowieso is er iets geks met de beeldvorming rondom onze branche. Als Nederlandse voedselsector denken we iets goeds te doen voor de wereld. Onze kennis en expertise – óók met betrekking tot duurzaamheid – worden overal ingezet om de voedselproductie naar een hoger niveau te tillen. Maar in Nederland wil dat beeld maar niet landen.” Zijn tafelgenoten knikken. Iemand zegt: “Het gaat in de media al snel over stikstof versus milieuclubs, of tractoren op de snelweg – altijd toegespitst op issues. Het grote plaatje over wat erachter zit of wat er nodig is, missen we.” Ja, zo’n tentoonstelling van Van Lohuizen helpt om mensen een idee te geven van de wereld die schuilgaat achter hun maaltijd. Maar er is meer nodig om het gepolariseerde beeld bij te stellen. Wim Groot Koerkamp probeert met Stichting AAN TAFEL! stad en platteland met elkaar te verbinden: “Die twee spreken een andere taal. Als jongen van het platteland vind ik dat we dat ook onszelf kunnen aanrekenen. We moeten stoppen met klagen. En stadsbewoners moeten weg van de deugd. Kortom: we moeten weer met elkaar aan tafel.”

Dat de landbouwsector last heeft van de negatieve beeldvorming in de media, merkte ook Van Lohuizen bij het maken van zijn serie: “We hebben nooit het doel gehad om misstanden aan de kaak te stellen. Maar het kostte ons enorm veel tijd en moeite om bedrijven daarvan te overtuigen.”

‘Jeugd vindt onze techniek fantastisch’

De sector moet dus zelf aan de bak om zichzelf in een positiever daglicht zetten, is het geluid in dit gezelschap. Te beginnen bij de jeugd, vindt Gitzels: “Ik leid bijvoorbeeld scholieren rond op ons bedrijf. Die techniek vinden ze fantastisch, maar ze leren ook hoe de voedselketen eruitziet en wat er gebeurt voordat de bloemkool op hun bord belandt.” De locatie voor de tentoonstelling van Van Lohuizen is mede gekozen met oog op de jeugd, vertelt de fotograaf: “Hier komen altijd veel scholen. We hebben ook een paar afleveringen voor schooltv.nl gemaakt en zijn bezig met een lespakket.”

Realityserie over een tuinder

Een ander idee dat langskomt aan tafel om het gat tussen stad en platteland, en tussen beeldvorming en realiteit te verkleinen, is een realityserie over een tuinder. Zoiets als de markante augurkenkoning Oos Kesbeke nu heeft op RTL4. Gitzels’ tafelgenoten zien het wel zitten. “Een mooie manier om een kijkje in onze keuken te geven. Het moet wel iemand met visie zijn natuurlijk. Waarom zou zoiets dan voor ons niet kunnen werken?”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin