Het bodemleven speelt een belangrijke rol in de overgang naar een ander teeltsysteem. Een aangepast teeltsysteem is nodig omdat de landbouwbodems naast de voedselproductie ook belangrijk zijn voor andere functies zoals verbetering van de waterkwaliteit, bufferen van water, vastleggen van koolstof, landschappelijke waarden of biodiversiteit.
Voorheen is vooral gekeken naar opbrengstmaximalisatie, nu worden andere bodemfuncties steeds belangrijker. Dat zei Gera van Os, lector duurzaam bodembeheer aan de Aeres Hogeschool, op een door adviesorganisatie Aequator Groen & Ruimte georganiseerd bodemsymposium.
Bodemstructuur en vochthuishouding op orde hebben
Bij de transitie naar een aangepast teeltsysteem spelen organische stof en bodemleven een grote rol. Een belangrijke vraag daarbij is wat je als teler mag verwachten van het bodemleven en hoe je daar op kunt sturen. Bodemleven is afhankelijk van lucht en vocht, daarom is het voor het functioneren van het bodemleven belangrijk dat de bodemstructuur en vochthuishouding op orde is. Aanwezigheid van organische stof is een tweede voorwaarde voor het kunnen functioneren van het bodemleven.
Regenwormen als indicatie
Het aantal regenwormen is een indicatie voor de toestand van het bodemleven in de bouwvoor. Wormen zijn bodemverbeteraars, door het graven van gangen zorgen ze voor een betere beluchting, betere beworteling en betere waterinfiltratie. Ze eten gewasresten en mengen deze door de grond.
Wormen zijn goed voor de gewasgroei, op percelen met veel gewasresten en zonder stikstofbemesting kunnen wormen wel een 26% hogere gewasopbrengst opleveren. Ze zijn echter slecht voor de opwarming van de aarde. Door wormenactiviteit stijgt zowel de CO2– als de N2O-emissie. Wormen hebben per saldo geen effect op de hoeveelheid koolstof in de bodem.
Lees verder onder de foto.
Hoe meer soorten in de bodem, hoe beter de bodem functioneert
Het grootste deel van het bodemleven bestaat echter uit micro-organismen, zo’n 90% van de biomassa. Van deze bacteriën en schimmels is slechts 1% van de soorten bekend. Dat maakt het fijnmazig meten en sturen van het bodemleven moeilijk. Duidelijk is in ieder geval dat hoe meer soorten in de bodem, hoe beter de bodem functioneert en hoe hoger de weerbaarheid van de gewassen tegen ziekten en plagen.
Planten aan het stuur van bodemleven
Een teler kan daar op sturen door te zorgen voor een goede bodemstructuur, voldoende aanbod van organisch materiaal en te zorgen voor een diversiteit aan gewassen. Stabiele organische stof dient als huisvesting van het bodemleven en de afbreekbare organische stof is het voedsel voor het bodemleven.
Planten zitten aan het stuur van het bodemleven. 10 tot 20% van plantproductie lekt via de wortels weg naar de bodem. Met deze zogenoemde wortelexudaten lokt de plant micro-organismen naar de wortel. Bij een fosfaattekort bijvoorbeeld lokt de plant micro-organismen die fosfaat vrijmaken, bij ziekten maakt de plant exudaten voor micro-organismen die de ziekteverwekkers afremmen.
Hoe meer plantensoorten, hoe meer soorten bodemleven, hoe groter de bodemdiversiteit en hoe beter een gewas om kan gaan met stressfactoren.