Tijn Aarts van Groentekwekerij ’t Bleekerven in Asten-Heusden is blij met meer zonnige dagen.
Met de eerdere donkere periode had het komkommergewas het lastiger. “In die donkere periode hebben we heel rustig geteeld, om te proberen alle vrucht erop te houden. Op de ranken houdt hij alles erop, maar op de stam hebben we wel een paar vruchten afstoting gehad. Misschien hebben we achteraf toch nog te weinig gesnoeid.”
Tragere uitgroei
De uitgroeiduur van de half januari planting was ook afgelopen weken vrij lang. “De vruchten zijn een stuk trager. Het gaat moeizaam.” Bij de half februari planting, die volgde op een herfsttomatenteelt, gaat dat veel sneller. “Misschien is het helemaal niet zo verkeerd om later te planten. Komend jaar moeten we dit in het teeltschema heroverwegen, in combinatie met de herfsttomaten. We zien nu in ieder geval dat die maand tijd gigantische verschillen maakt, qua snelheid en tempo.”
Overdag temperatuur maken
De nacht gaat terug naar rond de 17 graden Celsius. “Maar overdag mag hij best wat temperatuur maken. Doordat de buitentemperaturen nog laag zijn, gaan de luchtramen nog niet open. Dan ga je met zon redelijk snel omhoog in kastemperatuur. Overdag piekt hij soms naar de 25+ graden.”
Bescherming paraplu-blad
Zeker bij de stammers van de laatste planting is het wel oppassen bij zon en hogere temperaturen. Er is soms een plekje zonnebrand te zien. “Het gewas is nog redelijk dicht. We hebben er al wel een stamblad uit gehaald, maar iets lager uit de plant. Daardoor heb je in de rij voldoende licht op de vruchten en bladeren, maar hou je bovenin de bescherming van de paraplu-bladeren. Die zijn belangrijk.”
Beetje spint
Met plagen is het vrij rustig. “We hebben een beetje spint gezien. Daar hebben we extra biologie tegen uitgezet. Spint is nu weer redelijk onder controle.” Met een goede inzet van biologie is in komkommer heel ver te komen met het vermijden van chemie-correcties. “Rupsen zijn dan nog wel een probleem, maar daar kun je al veel groene middelen tegen gebruiken.”
Minder bespuitingen
Bij de ziektes is, met de komst van rassen met resistenties tegen meeldauw, ook de behoefte aan heel regelmatige bespuitingen tegen die schimmel teruggedrongen. Daarmee is echter ook de nevenwerking tegen andere schimmelziektes weggevallen. “Je krijgt bijvoorbeeld steeds makkelijker Mycosphaerella.” Daar moet dan specifiek tegen ingegrepen worden. “Maar voor Mycos ben je meestal net te laat. Het is heel lastig om van tevoren te voorspellen wanneer het komt.”
Auteur: Peter Visser