Veel trayplanten zijn rond 5 en 6 september gestart met bloemaanleg. Dat volgde na een vlotte start van de opkweek, met uitzondering van de planten die half juli met slecht (koel, donker) weer waren gestekt.
Deze kwamen trager uit de startblokken. De weggroei in augustus verliep voorspoedig, uitgezonderd daar waar de kwaliteit van het beregeningswater matig was. In deze periode viel er niet te veel neerslag en moest dus veel beregend worden. Waar vroeg gestart was met de opkweek ging door die beregening een deel van de meststoffen uit de ingemengde Osmocote verloren, waardoor meer dan gebruikelijk bijbemest moest worden. DLV-deskundige Johan Nooren vertelde dit afgelopen vrijdag 26 oktober tijdens de open dag van onderzoeksinstelling Berry Plaza in Etten-Leur.
Drie omschakelmomenten
Afhankelijk van de locatie hadden de rond 5 september omgeschakelde planten vorige week 9.242 (midden-Nederland) 10.254 (Noord-Limburg/oost-Brabant) tot 10.411 (West-Brabant) groeigraaduren bijeen gesprokkeld. Een kleiner deel van de planten, vooral partijen met een lager N-niveau, was al eind augustus/begin september overgeschakeld doordat in die periode de instraling en de temperatuur meerdere dagen achtereen achterbleven. Deze planten zaten eind vorige week op een groeigraadurenniveau van 10.282 (midden Nederland) tot 11.555. (West-Brabant). In grafiek (eerste afbeelding) onderaan dit artikel is dat nog eens terug te zien.
Een derde omschakelfase viel tussen 10 en 15 september, eveneens in een periode met relatief weinig lichtinstraling en achterblijvende etmaaltemperaturen. Deze planten liepen hun achterstand vooral op doordat ze in een later stadium over voldoende blad beschikten (minimaal drie blaadjes is vereist, en liever vier of vijf voor een vlotte aanzet van de zijneuzen als deze gewenst zijn) en/of doordat ze juist een ruim stikstofniveau bezaten.
Binnen eenzelfde partij is de start van de bloemaanleg echter vrij uniform verlopen, aldus Nooren. Bij de partijen die rond 5 september omschakelden (het overgrote deel van de planten), bedroeg de spreiding maximaal 2.000 tot 2.500 groeigraaduren. In vergelijking met de opkweekomstandigheden in 2011 is dat aanzienlijk gunstiger, toen was er een aanzienlijk grotere spreiding in de start van de bloemaanleg, tot wel 4.000/4.500 groeigraaduren. Dat feit, plus de verschillen in omslagmoment tussen de partijen vorig najaar, verklaart mede de wisselende gewasstand in huidige doorteelten.
Sturen
Het is optimaal als de planten eind november 12.000 tot 12.500 groeigraaduren bijeen gesprokkeld hebben, de ontwikkeling van de natakken is dan ook gegarandeerd. Een ideaal controlemoment is de opkweekfase waarbij het gewas zo’n 11.000 groeigraaduren bijeen gesprokkeld heeft, dat is deze periode het geval. Het spreekt voor zich dat deze controle vooral van belang is voor partijen waarin de bloemaanleg relatief laat op gang gekomen is. Vervolgens is het de vraag welke teeltmaatregelen nog genomen moeten worden. De meest praktische mogelijkheden:
- Afdekken: als het aantal bijeengesprokkelde groeigraaduren tot nu toe aan de magere kant is. Maar alleen bij zonnig, koud en droog weer. Dus niet bij zacht weer vanwege de kans op koprot. Is het aantal groeigraaduren ‘op schema’ dan alleen afdekken bij dreigende nachtvorst. Bij meer 4 graden vorst of meer dan dubbel afdekken. Een alternatief is ‘in het ijs beregenen’ maar alleen als de bloemaanleg klaar is. Bij lichte vorst kan het veld een dag tevoren nat gezet worden;
- Sturen van de bemesting: Bijvoorbeeld: trayplanten in West-Brabant met de startdatum bloemaanleg op 5 september, verkeerden eind vorige week (week 43) in een ontwikkelingsstadium dat onder ideale omstandigheden zou passen bij week 45. Daar hoort een voor week 45 voorgeschreven N-gift bij, die is lager dan geadviseerd in week 43. Dit is te zien op de tweede afbeelding onder dit artikel.
Inpakken
Het inpakmoment voor planten voor de lange bewaring ligt op 500 tot 600 koude-uren. Een koude-uur is elk uur minder dan 7 graden Celsius. Vorig week vrijdag lag het aantal koude-uren in West-Brabant op 63, in Noord-Limburg en oost-Brabant op 78 en in midden-Nederland op 114.
Vervolgens is belangrijk goed in te pakken. De DLV heeft hiervoor een lijstje met aandachtspunten, die te zien zijn op de derde afbeelding.