De vollegrondsector is niet gelukkig met het nieuwe cao-akkoord Open teelten dat LTO Nederland, FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen onlangs hebben gesloten.
Onderhandelaar Jan Pertijs noemt de afgesproken loonsverhoging van 2,75 procent voor vast personeel ‘bepaald niet weinig’. Het aandeel van de loonsom in de totale kosten ligt op veel vollegrondsbedrijven op meer dan 30 procent.
Een groot deel van de loonsom zit in de arbeid voor de oogst. Met een gemiddeld uurloon voor oogstwerk van €13,78 (Geopa, 2011) ligt Nederland royaal op kop in vergelijking met buurlanden als België (€8,55) en Groot-Brittannië (€8,40). De afgesproken loonsverhoging betekent feitelijk een verdere verslechtering van de concurrentiepositie ten opzichte van collega’s in het buitenland.
Bovendien is er niets gebeurd aan pijnpunten die samenhangen met seizoensarbeid, waaronder een aanpassing van de overurentoeslag. In de huidige regeling geldt die voor de extra arbeidsuren boven een wekelijkse werktijd van 48 uur. De onderhandelingsinzet voor bedrijven met een hoog aandeel inbreng gelegenheidsarbeid was de compensatie van deze extra uren met een reductie van het aantal werkuren in andere weken, om aldus de arbeidskosten te beperken.
Voor gelegenheidsarbeid geldt voor opname in het pensioenfonds BPL een wachttijd van zes maanden. In de praktijk betekent het dat een kostbare administratie moet worden bijgehouden voor de veelal zeer beperkte pensioenaanspraken van deze categorie werkers. Het oprekken van deze drempelperiode zou deze kosten kunnen beperken vraagt een wettelijke aanpassing, waarvoor een positieve opstelling van de sociale partners welkom zou zijn. Die bleef uit.
De cao geldt voor een kleine 50.000 arbeidskrachten (inclusief 20.000 gelegenheidswerkers) in de akkerbouw, opengrondsbloemen, boomkwekerij, kleinfruit, bloembollen en vollegrondsgroenten.