Doordragers kunnen economisch gezien concurreren met junidragers, rekende Delphy-bedrijfsdeskundige Adrie Streef afgelopen winter al voor tijdens een voorlichtingsbijeenkomst bijeenkomst in Rijsbergen Het is daarom ook niet voor niets dat steeds meer bedrijven de teelt van junidragende rassen geheel of gedeeltelijk inwisselen voor doordragende rassen. Belangrijk is wel dat je als doordrager teler wel een afzetpartij moet hebben die aardbeien van doordragers weet te waarderen op hun kwaliteit. Dat is wel een harde voorwaarde, aldus Harrie Pijnenburg, eveneens werkzaam bij Delphy.
Pijnenburg maakt zijn punt in vervolg op een onlangs gehouden bijeenkomst bij in Heeswijk Dinther. Deze was georganiseerd door plantenkweker/teeltbedrijf Verkuijlen en door het Italiaanse veredelingsbedrijf CIV
Tijdens de bijeenkomst bij Verkuijlen, die meer dan 100 belangstellenden trok, werd weer duidelijk dat dé uitdaging met doordragers ligt in het verloop van het oogstpatroon. “De kennis daarover neemt wel snel toe, aldus Pijnenburg, gesteund door bloemonderzoek en het volgen van groeifactoren. Met name voeding en vocht geven mogelijkheden om vegetatieve en generatieve groei te beïnvloeden, maar met de kanttekening dat veel doordragende rassen vaak een eigen teeltrecept hebben. Dat fenomeen is voor veel telers nieuw, plus het grote aantal doordragende rassen dat beschikbaar is (en komt en weer gaat).
Door- plus junidragers
De productie van doordragers komt echt goed op gang vanaf begin juli, met de oogstpiek tot eind augustus/begin september: Voor en na deze periode wordt wel geoogst maar geen grote volumes. Bestaat de wens ook vroeg in het seizoen en in september flink aardbeien te oogsten van een stellingteelt, dan moet een gedeelte van de stellingteelt aanvullend ingeplant worden met junidragers.
De doordragerproductie is nog wel enigszins te vervroegen door te starten met een wat zwaardere plant (tray of minitrayplant). Daarmee dan kan voor juli nog wel 200- 400 gram per plant geoogst worden. Met frigoplanten is dit 50-100 gram per plant.
Sterker tegen schimmels
Gunstig ten opzichte van oude doordragende rassen, is dat veel nieuwe rassen als Favori, Furore en Murano minder gevoelig zijn voor schimmelziekten als gewone meeldauw. Verder biedt de duur van de teelt meer mogelijkheden voor biologische gewasbescherming. Daar tegenover staat een grotere kwetsbaarheid voor plagen als de suzuki-fruitvlieg. Een absolute voorwaarde voor het slagen van een doordragerteelt is wel dat er een folieafdekking moet zijn. De meeste nieuwe rassen zijn erg gevoelig voor regenschade.
De bezoekers op de bijeenkomst bij Verkuijlen konden het ras Murano zien in een producteelt op stellingen met trayplanten, minitrayplanten, pluggen en frigoplanten. De verschillende planttypen staan er in een gelijke plantdichtheid van 7 planten per lopende meter. De trayplanten hebben een optimale plantafstand van 5 à 6 planten per lopende meter afhankelijk van planttype. Andere CIV-rassen bij Verkuijlen zijn de doordragers Murano en Favori en een reeks nieuwe CIV-nummers en junidragers als Joly en Dely, Magnum, Dream en Deluxe.