Na jaren van focus op energiebesparing, zal de tuinbouw voor de klimaatdoelen nu meer relaties moeten gaan leggen met andere energiesystemen. Met voldoende tijd voor aanpassing. Dat zegt Pieter van Geel van de klimaattafel landbouw.
Welke maatregelen moet de land- en tuinbouw nemen om de klimaatdoelen te halen? Pieter van Geel, oud-staatssecretaris voor milieu (CDA), leidt de klimaattafel die zich hier op richt. In juli moet er een plan op hoofdlijnen liggen. Nederland moet de uitstoot van broeikasgassen in 2030 gehalveerd hebben ten opzichte van 1990.
Van Geel was jaren voorzitter van het Platform Energiezuinige Glastuinbouw. Overheid en bedrijfsleven stemden het beleid voor glastuinbouw en duurzaamheid onder zijn leiding vanaf 2010 op elkaar af. Hij kent dus veel innovaties en vindt dat telers de ruimte moeten krijgen die ‘oude’ systemen af te schrijven.
Wie zitten er bij u aan tafel?
“We spreken met betrokkenen die ook bereid zijn om afspraken te maken en zich hier ook sterk voor willen maken. Partijen als LTO Glaskracht en Greenport Holland zijn vertegenwoordigd, net als NAJK en Rabobank, maar ook gemeenten en provincies. We merken dat er veel belangstelling is. Via subtafels willen we ook suggesties van anderen bij de discussies betrekken. De komende tijd gaan we ook de boer op om ideeën op te doen. Zo kunnen ook mensen die niet aan tafel zitten hun visie geven.”
In juli moet er een akkoord zijn. Is dat haalbaar?
“Het is een ambitieus tijdspad. Er zal een akkoord op hoofdlijnen uit komen waarvan wordt gezegd: we kunnen wel dít doen, maar dan moet de overheid dát doen. Daarna is nog een half jaar tijd om alles goed door te rekenen en het plan verder uit de diepen. Uiteindelijk is het doel dat alle betrokkenen in januari een akkoord ondertekenen en het gaan uitvoeren.”
Hoe motiveert u boeren en tuinders om maatregelen te nemen voor het klimaat?
“Hoe moeilijk het ook is voor de individuele boer en tuinder, ik ga er vanuit dat iedereen ziet hoe nodig dit is. Iedereen houdt zich beter aan afspraken als men het nut en noodzaak ervan ziet. De werkwijze van het klimaatakkoord is zo opgezet dat boeren en tuinders zelf de regie kunnen nemen voor de maatregelen die ze willen nemen om de doelstellingen te halen. Je kan beter zelf de regie voeren en afspraken maken, dan dat via regelgeving de zoveelste set regels worden opgelegd. Dat moet een motivatie zijn om er zelf bij betrokken te zijn. Een breed gedragen akkoord levert bovendien stabiliteit op in het beleid, omdat de politiek dat volgt. Dat zie ik ook bij het energieakkoord.”
‘Je kan beter zelf de regie voeren en afspraken maken, dan dat via regelgeving de zoveelste set regels worden opgelegd.’
Agrarische ondernemers voelen de gevolgen van weersveranderingen direct op hun bedrijf. Is het daarom makkelijker om met hen afspraken te maken over klimaat dan met bijvoorbeeld de industrie?
“Bedrijfstakken die het meest verbonden zijn met klimaat en natuur zijn de boeren en de toeristische sector. Er zijn nog altijd mensen die de klimaatproblematiek ontkennen. Maar dat extreem weer steeds vaker voorkomt, ziet iedereen wel. Ik kom uit de regio waar 2 jaar geleden enorme hagelstenen naar beneden kwamen. Dat kwam vroeger niet voor. Je zou nog kunnen denken dat een hoogontwikkeld land als Nederland met technische maatregelen en het ophogen van de dijken de dans nog kan ontspringen. Maar dit is een mondiaal vraagstuk en we hebben ook de verantwoordelijkheid voor andere gebieden.”
Er worden verschillende maatregelen genoemd; aardwarmte, CO2-opslag in de bodem of maatregelen in veenweidegebieden. Welke zijn het meest realistisch?
“De opties worden niet voor niets genoemd. Ze zijn getoetst op technische uitvoerbaarheid en er is gekeken naar de kosten van de maatregelen. Maar de maatschappelijke aanvaardbaarheid, de effecten op andere sectoren en ook de effecten op bijvoorbeeld werkgelegenheid en biodiversiteit moeten allemaal gewogen worden. Er zullen ideeën zijn die technisch wel kunnen, maar maatschappelijk niet aanvaardbaar zijn. Daarnaast moet het doorgerekend kunnen worden.”
Er is een opdracht voor de hele landbouw, terwijl de verschillen tussen sectoren groot zijn. Hoe gaat u om met deze verschillen?
“Het is niet de macht van het getal dat telt, maar de redelijkheid van de maatregelen ten opzichte van de doelstellingen. Ik ga niet uit van de macht van de sterkste, maar ik ga voor hoe we met gezond verstand de maatregelen kunnen nemen die nodig zijn om het doel van 3,5 megaton CO2-reductie te realiseren tegen zo laag mogelijke kosten.”
In welke agrarische sector zijn het snelst en het makkelijkst stappen te zetten?
“Er is geen laaghangend fruit, want alles is ingewikkeld. De glastuinbouw werkt al jaren aan energiebesparing en daar is niet zo makkelijk meer winst te behalen omdat er al heel efficiënt wordt gewerkt. Het nemen van maatregelen in het veenweidegebied lijkt heel simpel, goedkoop en effectief, omdat daar nog nooit iets is gedaan. Maar dit roept veel weerstand op in de maatschappij.”
Het opslaan van CO2 in de bodem wordt ook genoemd. Is dat een realistische oplossing? Dit doen we toch al lang?
“Het gaat erom dat je meer koolstof opslaat dan dat je nu al doet. Als CO2 langjarig in de bodem wordt opgeslagen, of wordt opgeslagen in hout, dan telt het mee. Maar dan moet je dus niet elk jaar gaan ploegen, want dan komt het weer vrij. Als je het voor 10 of 20 jaar kan opslaan, dan telt het wel mee. Voor akkerbouw betekent dit minder of langzamere gewasrotatie. Onderzoek moet uitwijzen of dit ook uitvoerbaar is met het oog op gewasopbrengsten.”
Welke sector heeft volgens u de meeste potenties voor CO2-reductie? Veehouderij, akkerbouw of glastuinbouw?
“Technisch is dat wel te berekenen, maar dat hangt af van het draagvlak. Maatregelen moeten gebaseerd zijn op vertrouwen en redelijkheid. Ik hoop te kunnen vermijden dat de overheid dwingend moet ingrijpen. Maatwerk, eigen initiatief, zo min mogelijk regels en verantwoordelijkheid voelen in een goede sfeer. Daarmee moeten we een heel eind komen.”
‘Ik hoop te kunnen vermijden dat de overheid dwingend moet ingrijpen.’
De Nederlandse glastuinbouw wordt al geprezen voor haar efficiëntie.
“De glastuinbouw wordt nu geconfronteerd met de voorsprong die ze hebben. Ze moeten veel meer relaties gaan leggen met andere energiesystemen. Als de WKK langzaam verdwijnt, wat wordt dan de warmtebron? Ze zullen meer elektriciteit gaan gebruiken in plaats van produceren, waar halen ze dat vandaan? Dat zijn de vervolgstappen nadat er eerst alleen – en met groot succes – werd gekeken naar energiebesparing.”
De koplopers krijgen dus opnieuw grote uitdagingen?
“Ja, ze moeten het anders gaan doen. De glastuinbouw zal ook van het gas af moeten en dat is nu voorzienbaar in tijd. Dat biedt ook kansen, maar het zal anders moeten. Ik heb er vertrouwen in dat de tuinbouw dit met haar innovatiekracht kan. We vragen nu de innovatieve kracht om in te zetten op nieuwe energiesystemen in de kas, zonder gas.
‘De glastuinbouw zal van het gas af moeten. Dat biedt ook kansen’
Dat zal wel wat overtuigingskracht vragen om tuinders zover te krijgen dat ze het anders moeten gaan doen. Het is ook belangrijk dat deze vernieuwingen en innovaties kunnen in het eigen investeringsritme van de tuinders. We moeten ervoor zorgen dat we de technieken vervangen als de systemen zijn afgeschreven. Dat is aanzienlijk goedkoper dan wanneer je niet-afgeschreven systemen moet gaan vervangen.
Nederland heeft een heel efficiënte landbouw. Is het wel verstandig om hier maatregelen te nemen?
“Het klimaatprobleem is een mondiaal probleem. Er is altijd wel een reden te bedenken waarom bepaalde groepen niets hoeven te doen. Het is een collectief probleem voor rijk en arm. Je mag best rekening houden met de situatie, maar je moet ook de land- en tuinbouw niet uitsluiten. We gaan het Nederlandse exportmodel niet ter discussie stellen, het gaat erom dat je nog beter nadenkt over hoe je het nóg slimmer en klimaat neutraler kan doen. Zo worden onze kassen wereldwijd gekocht, omdat wij de kennis en kunde hebben over het bouwen van gesloten kassen. Dat zorgt voor een verdienmodel. Daar moeten we gewoon mee doorgaan. Dat biedt ook heel veel kansen.”
Hoe ziet de landbouw in Nederland er in 2050 uit?
“Ik hoop dat we dan nog altijd een hoog ontwikkeld land zijn met een hoog ontwikkelde land- en tuinbouw die kan rekenen op veel draagvlak. Ik behoor niet tot diegenen die vinden dat we het huidige verdienmodel moeten afbreken. De agrarische sector moet wel meebewegen met de maatschappelijke wensen, als je dat niet doet, kun je niet blijven bestaan.”
Lees meer over het thema energie via GFactueel.nl/energie/