De Utrechtse ontheffing voor het doden van spreeuwen blijft in grote lijnen overeind na een beroep van twee dierenorganisaties.
De provincie Utrecht heeft in 2021 een te ruime ontheffing afgegeven voor de jacht op spreeuwen in de fruitmaanden en voor late percelen olifantsgras. Tegelijk blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland dat de ontheffing in grote lijnen overeind blijft.
Afschot blijft een te verkiezen afschrikwekkend middel die nodig is als andere methoden niet voldoende werken. Ook gaat het argument van de eisers niet op dat geen belangrijke schade is gemeld in voorgaande jaren. Er was lang namelijk geen schadevergoeding mogelijk in fruitteelt.
Afschot als andere niet werkt
De rechter oordeelt echter wel dat de provincie Utrecht niet voldoende heeft onderbouwd dat de ontheffing nodig is ter voorkoming van belangrijke schade. Voor een deel van de percelen in het fruitgebied rond de Kromme Rijn en tussen Vecht en Oude Rijn is afschot niet nodig omdat laagstamboomgaarden met netten zijn beschermd. Hoogstamboomgaarden zijn onbeschermd en dat geldt ook voor boomgaarden die in gemeentes liggen die netten niet toestaan. De ontheffing zou alleen voor deze categorie bedrijven mogen worden afgegeven.
Vogelstand
Verder oordeelt de rechter dat het quotum van af te schieten spreeuwen te hoog is vastgesteld. De provincie had dat quotum in de zomer van 2021 ingesteld na een bezwaar op haar ontheffing. De rechter oordeelt dat het quotum van 1210 spreeuwen te hoog is. Dat zou verlaagd moeten worden naar 1140 spreeuwen om het voortbestaan van de soort niet in gevaar te brengen.
De rechtbank geeft de provincie zes weken de tijd de ontheffing aan te passen. Hoewel dat een ontheffing voor 2021 is, zal het richtinggevend zijn voor het komende fruitseizoen.