Ook als ze in Afrika een bedrijf opzetten, blijven Nederlandse tuinders duurzaam werken op het gebied van milieu en arbeid. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht, in opdracht van MVO Nederland.
Nederlandse boeren en tuinders die (een deel van) hun productie naar landen in Afrika verplaatsen, passen daar dezelfde normen van duurzaam ondernemen toe als ze gewend zijn in Nederland. Daarmee dragen ze bij aan de ontwikkeling van de lokale economie, aldus de onderzoekers in hun rapport over de bijdrage van Nederlandse agrarische ondernemers aan lokale duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid in Afrika.
Een meerderheid van de Nederlandse ltuinders in Ethiopië, Kenia, Rwanda, Mozambique en Zuid-Afrika blijkt hun medewerkers meer dan het lokale minimumloon te betalen. Ook dragen ze bij aan welzijnsprojecten voor de lokale gemeenschap; ze gaan efficiënt om met natuurlijke hulpbronnen zoals water en land en ze voorzien meer dan lokale werkgevers in gezondheidszorg en scholing voor hun medewerkers.
Nederlandse bloemen- en groentetelers bieden bijvoorbeeld werk en inkomen aan duizenden Ethiopiërs en Kenianen: ook in de hogere managementfuncties. Daarnaast introduceren Nederlanders ondernemers nieuwe productietechnieken en verdienmodellen. Ook zorgen ze indirect voor impact, door lokaal materieel en expertise in te kopen.
Volgens Niek van Dijk, sectormanager internationale tuinbouw bij MVO Nederland, zijn Nederlandse land- en tuinbouwers in Afrika goed op weg: “Onze MVO-standaarden exporteren naar Afrika is een vruchtbare basis voor verdere verduurzaming van de handels- en investeringsrelaties.”
Tegelijk is er volgens van Dijk nog veel werk aan de winkel: “MVO is nog lang niet de norm en sluit soms nog onvoldoende aan op de lokale context. Daarom werkt MVO Nederland samen met bedrijven en experts aan concrete projecten die het goede voorbeeld geven.”