Schimmelbestrijdingsmiddelen met als werkzame stof een triazool blijven voorlopig op de markt. Volgens het kabinet ontbreekt op dit moment de wetenschappelijke onderbouwing tussen het gebruik van triazolen en de resistentie die de schimmel Aspergillus fumigatus in sommige gevallen tegen triazolen blijkt te hebben opgebouwd.
De Tweede Kamer heeft het kabinet in een motie gevraagd duidelijk te maken op welke termijn en wijze tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool van de markt gehaald zullen worden. Dit omdat geneesmiddelen tegen de schimmel Aspergillus fumigatus – die ook bij mensen voorkomt – in sommige gevallen niet meer effectief zijn.
Volgens het kabinet ontbreekt het echter vooralsnog aan de wetenschappelijke onderbouwing van de relatie tussen het gebruik van specifieke middelen met triazolen en het ontstaan van de resistentie bij de schimmel. Triazolen zitten In 36 gewasbeschermingsmiddelen.
Risicoanalyse
Het kabinet heeft nu aan het Ctgb en het RIVM gevraagd een analyse van gewasbeschermingsmiddelen en biociden met de vijf triazolen te starten en daarbij een risico-inschatting te maken op het ontstaan en in stand houden van resistente schimmelstammen. Daarbij worden ook onderzoekers van het Radboud ziekenhuis betrokken. Op basis van die analyse zal besloten worden of een formeel herbeoordelingstraject mogelijk dan wel noodzakelijk is.
Risicogroepen
Het risico van de resistentie van triazolen tegen Aspergillus fumigatus voor de volksgezondheid beperkt zich in Nederland tot een beperkt aantal patiënten in bepaalde risicogroepen die in verhoogde mate vatbaar zijn voor infecties. Dat zijn patiënten met chronische longziekten en patiënten die voor leukemie behandeld worden of een orgaantransplantatie hebben ondergaan.