Er is niet één waarheid over de toekomstige landbouw en voedselproductie. Extensief is niet beter of slechter dan intensief, zegt Ernst van den Ende van Wageningen UR.
De toekomst van voedselproductie en landbouw. Ligt die in zogeheten hightech foodproductie, andersoortig voedsel of, zoals minister Schouten wil, kringlooplandbouw? Is die toekomst bestendig met een verdienmodel voor boeren? En: moet het vizier op extensieve of intensieve landbouw, en wat betekent duurzaamheid nu eigenlijk?
Op die vraagstukken ging Ernst van den Ende – algemeen directeur van Plant Sciences Group van Wageningen UR – dinsdag 18 juni in tijdens een lezing in Denekamp (Ov.). “In Europa zijn minder verspilling en minder consumptie de beste vorm van duurzaamheid.”
Mondiaal verhaal
Een Twentse aangelegenheid, maar het verhaal begint mondiaal in Denekamp. Van den Ende zet de problematiek rond voedselproductie direct stevig neer. Volgens hem zijn de internationale uitdagingen groot. “Honger is al lang geen groot probleem meer en speelt vooral in oorlogsgebieden of op plekken waar natuurrampen zijn. Ondervoeding – een tekort aan essentiële voedingsstoffen – is een veel groter probleem. Ook obesitas is honger inmiddels ‘voorbij’.”
Krimpend areaal landbouwgrond
Deze ontwikkelingen vinden plaats in een speelveld van toenemende verstedelijking, een krimpend areaal landbouwgrond en de enorme vraag naar bio-energie, die ten koste van voedsel gaat. Het maakt voedselproductie niet eenvoudiger. Van den Ende: “Op wereldschaal verliezen we nu 30 tot 40% van het voedsel dat we kunnen produceren.” Dat zit ’m in teelt- of oogstproblemen (Afrika en Azië), transportverliezen (groot probleem in India) én verspilling (Europa en Amerika).
Lees verder onder de foto
Volgens van den Ende is een nieuwe Groene Revolutie met 3 kernbegrippen nodig: méér (opbrengst, functionaliteit), minder (mest, bestrijdingsmiddelen, energie, water, arbeid) en beter (gezonder en veiliger voedsel, onderzoek).
Duurzaamheid is een keuze, geen vast begrip
In Nederland zijn veel zoekrichtingen voor de toekomstige (duurzame) landbouw. Van den Ende wil niet te eenkennig zijn. Hij gelooft zowel in extensief als intensief en vindt dat duurzaamheid en technologie samen kunnen gaan. Als voorbeeld maakt van den Ende een vergelijking tussen open tomatenteelt in Spanje en een hightech tomatenkas in Nederland.
Ernst van den Ende:
We willen natuurlijke productie en technologie vinden we eng
“Rond voedsel zit altijd emotie. We willen natuurlijke productie en technologie vinden we eng. Maar in dit voorbeeld ligt de productie in de Nederlandse kas 20 keer hoger en is het watergebruik 4 keer lager dan bij de Spaanse open teelt. Andere pluspunten van de kas: energie kan hergebruikt worden en er is minder bestrijding nodig door het gestuurde klimaat. Wat is dan duurzamer?”
Duurzaamheid te vaag
Van den Ende vindt sowieso dat de term duurzaamheid vaak te vaag blijft. “Mensen associëren duurzaam meestal met biologisch. Duurzaamheid is echter geen vast begrip, het is een keuze. Ik vind een bio-kip bijvoorbeeld beter voor het dierenwelzijn, maar een legbatterijkip is weer beter voor het milieu. Er zijn kortom altijd afwegingen, die je telkens opnieuw maakt. We moeten daarom af van de bekende dogma’s en bruggen slaan.”
Daarbij gelooft van den Ende ook niet zo in het verschil tussen gangbaar en bio. “Als je het als biologische boer goed wilt doen, moet je qua invulling en werkwijze uiteindelijk toch steeds meer richting de gangbare boer. Er zijn ook biologische boeren die zelf geen koeien meer melken en de bedrijfsvoering met hun iPad doen.”
Weerbare systemen nodig
In de zoektocht naar een toekomstbestendige landbouw komt veel op Nederlandse boeren af. Er komen steeds weer nieuwe vragen uit de maatschappij en dan is er de ingezette koers van minister Schouten richting circulaire voedselsystemen. Aangevuld met de transities van dierlijke naar plantaardige eiwitten en van fossiele energie naar een biobased economie.
Die ontwikkelingen vragen volgens Van den Ende om weerbare systemen. Als voorbeelden noemt hij de bloemrijke akkerranden, de overgang van mono- naar mengteelten, nieuwe teeltsystemen (ledverlichting in kassen, zeeboerderijen), precisielandbouw, gezonde voeding (insecten) of precisie-veredeling (CRISPR-cas).
Wil de consument wel minder eten?
De term regionale voedselproductie kwam in Denekamp ook ter sprake. Van den Ende toont zich enthousiast, maar is ook kritisch. Bijvoorbeeld over een concept als het voedselbos. Een aantal principes daarvan – meerjarige gewassen – is volgens hem zeer leerzaam voor een vertaling naar landbouw, en een voedselbos stimuleert sociale cohesie.
Tegelijkertijd lost zo’n voedselbos het voedselprobleem niet op. Van den Ende: “Als je dat wél wilt oplossen, dan zou je enorm veel druk op de consument leggen. Die moet dan seizoensgebonden eten en het eigen voedselpatroon verarmen. De vraag is: willen en kunnen we dat? Minder consumptie is zeker gewenst, maar als we kritisch naar onszelf kijken, is dat nogal een dingetje.”