Mister Voedselverspilling zou je hem kunnen noemen. Maar Toine Timmermans wil het thema waar hij al bijna twintig jaar mee bezig is liever positief laden. Met de hashtag #verspillingsvrij bijvoorbeeld. “Grondstoffen zo benutten dat we er de maximale waarde uit halen.”
De taskforce is niet meer, ruim baan voor de stichting Samen Tegen Voedselverspilling. En vooral ruim baan voor positieve actie om te voorkomen dat er met inzet van kostbare grondstoffen perfect voedsel wordt geproduceerd, dat uiteindelijk de finish (lees de mond van de consument) niet haalt.
Toine Timmermans
Toine Timmermans (1965) is programmamanager Duurzame Voedselketens van Wageningen Food and Biobased Research. Sinds vorig jaar is hij ook (en voor een groter deel nog van zijn werkweek) directeur van de stichting Samen Tegen Voedselverspilling. Die functie komt voort uit zijn werk voor de Taskforce Circular Economy in Food, in de volksmond de taskforce voedselverspilling. In dat samenwerkingsverband was Timmermans van 2017 tot 2019 namens Wageningen drijvende kracht in het bijeenbrengen van wetenschap, bedrijfsleven en overheid. Timmermans studeerde in Wageningen Landbouwtechniek. Al in 2000 begon hij zich in zijn onderzoek te richten op voedselverspilling als onderdeel van het toenmalig programma Agro Keten Kennis.
“In 2000, toen ik me met het onderwerp begon bezig te houden, was het in de keten nog geen issue. Terwijl we in het kader van het programma AKK, Agro Keten Kennis, tot de conclusie kwamen dat de ketens van de tien agrarische sectoren in Nederland samen € 3 miljard aan waarde laten weglekken. Het punt was dat dat verlies was en voor een deel nog steeds is ingecalculeerd in het businessmodel van de voedselketens. Hoeveel technische oplossingen er ook klaar liggen.”
Technologische oplossingen voor voedselverspilling
Toine Timmermans is als Wagenings Landbouwtechnieker in eerste instantie opgeleid om een probleem als ‘voedselverspilling’ te lijf te gaan met technologische oplossingen.
“Een voorbeeld: tags op producten om de houdbaarheid te monitoren. In 2013 hadden we al de Pasteur-tag, een sensor die zo ongeveer alles kon. Maar anno 2020 hebben we nog steeds houdbaarheidsdata geprint op voedsel. Tenminste Houdbaar Tot en Te Gebruiken Tot. En juist die datum is aanleiding voor veel mensen om eten weg te gooien waar niks mis mee is. Om echt stappen voorwaarts te zetten moet de wetgever bewegen, want die datum staat nu nog in de wet, en moeten bedrijven in de keten willen investeren. Dat kan, want Noorwegen heeft al vier jaar een wettelijk toegestane houdbaarheidsmonitor in de vorm van de Keep it-sensor. Dat is een soort mini-thermometertje. Eenvoudiger dan de Pasteur-tag, en vooral ook veel goedkoper.”
Je wilt eigenlijk dat consumenten zelf hun zintuigen en verstand gebruiken voor een juiste inschatting
Timmermans weet als geen ander dat de discussie rond voedselverspilling vol zit met dilemma’s.
“Net als een geprinte datum kan ook een sensor het einde van de houdbaarheid aangeven terwijl iets nog best te eten is. Je wilt eigenlijk dat consumenten zelf hun zintuigen en verstand gebruiken voor een juiste inschatting. Maar daar raken we langzaam verder vanaf. Een ander dilemma is de plastic discussie. Daar komt steeds meer weerstand tegen, terwijl wat je wint met doordat er minder plastic in het milieu komt misschien wel volkomen wordt overschaduwd door de grotere voetafdruk van andere verpakkingsmaterialen en door het verlies aan houdbaarheid.”
Een ander dilemma: weten we wel wat nu echt het effect is van het verkorten of het verlengen van houdbaarheid op de mate van verspilling?
“Met die onderzoeksvraag leuren we al jaren. Als mensen weten dat een in folie verpakte komkommer langer mee kan, verschuif je dan niet eenvoudigweg het moment van verspilling een paar dagen naar achteren? Misschien dat nu plastic ter discussie staat er meer interesse komt voor die vraag.”
Uiteindelijk gaat het met verspilling de laatste jaren toch de goede kant op.
“In Nederland loopt sinds 2016 de lijn van verspilling door de eindconsument structureel omlaag. Dat komt voor een deel doordat de consument zich van het probleem bewust is geworden. Daar hebben een aantal kleine initiatieven zoals Kromkommer zeker een grote impact gehad. Maar ik denk wel dat de tijd van de kleine initiatieven, de start-ups, de lokale bedrijfjes die bij telers overschotten ophalen en daar jam van maken, dat die tijd voorbij is. Zelfs de Verspillingsfabriek met 10.000 liter soep per dag is eigenlijk nog steeds maar een druppel.”
Wat dan wel?
“De grote ketenpartners moeten samen hun verantwoordelijkheid nemen. De retail samen met de handel en de telers. Die lijnen zijn er nu ook wel. In de ketens zit men niet alleen meer als in- en verkoper om tafel, maar ook met de duurzaamheidsmanagers. In Nederland heeft elke supermarktketen wel een pilot. Op een meer overkoepelend niveau zitten GroentenFruit Huis, LTO en CBL nu samen om tafel in de stichting Samen Tegen Voedselverspilling. Om ervaringen uit die pilots te delen en misschien ook wat te sturen, maar niet te veel, want laat iedereen ook maar ruimte om een eigen richting te kiezen.”
Toenemende transparantie
Timmermans ziet in die gezamenlijke gesprekken tussen de partners in een keten en tussen de verschillende ketens vooral winst in toenemende transparantie.
“Deel je data in je eigen keten. Breng de reststromen in kaart, zodat je ze kunt bundelen. We hebben in Nederland nog altijd 400.000 ton reststromen. Dat kan op allerlei manieren alsnog tot waarde worden gebracht, maar niet als je daar niet vooraf over nadenkt. Een heel goed voorbeeld op dat gebied vind ik de Van Rijsingen Groep, peenverwerkers. Die hebben hun hele keten van peenteelt tot en met het verwerken van hun reststromen in kaart gebracht. Voorheen planden ze vooral op teelt en afzet van hun kernproduct, de zakjes schoongemaakte peen. Maar nu plannen ze vanuit de gedachte van total use: pas inzaaien als we klanten hebben voor zowel het hoofdproduct als voor alle bijproducten en reststromen.”
Veevoer en vergister
Zulke afspraken kan elke teler maken met zijn afnemers, stelt Timmermans. Met pas als allerlaatste redmiddel groenten en fruit als veevoer. “Laat staan de vergister. Dat is wel de slechtste manier van het benutten van je grondstoffen, als je het zo ver laat komen. Daar moet ook elke vorm van subsidie vanaf, wat mij betreft. Een verkeerde prikkel. Maar zo ver komt het dus steeds minder vaak. Ook doordat bedrijven in de keten groter worden, die hebben 1 tot 3% voedselverlies hooguit. Maar voornamelijk moeten we het hebben van minder wantrouwen in de eigen keten. Vrienden zullen telers en supermarkten misschien nooit worden, maar als preferred partners kom je toch een heel eind in die richting.”