Tuinders en boeren nemen de risico’s van klimaatverandering onvoldoende serieus. Crisis door droogte of te veel water overkomt ze nu. In plaats van ad hoc crisismanagement, is doordacht risicomanagement veel verstandiger, betoogt Gerry Kouwenhoven van Hogeschool Inholland. Maar ook ingewikkelder.
Toen in 2018 heel Nederland zuchtte onder hitte en droogte, moesten boeren en tuinders alles op alles zetten om toch water bij hun gewas te krijgen. En afgelopen winter en voorjaar was het juist andersom: te veel water. Dat gaf óók heel veel hoofdbrekens in veel teelten, met als meest in het oog lopende voorbeeld supermarkten die hun klanten met A4’tjes op lege schappen moesten melden dat er helaas geen spinazie was.
En toch merkt Gerry Kouwenhoven dat veel boeren en tuinders de problemen door extreem weer nog bagatelliseren. “Ze halen hun schouders op en zeggen dat hun vaders en opa’s ook wel eens slecht weer hadden. Maar de kans op extreem weer is nu veel groter dan een of twee generaties geleden. En de financiële risico’s zijn ook groter.”
In plaats van ad hoc crisissen te lijf als je er al middenin zit, toe naar structureel risicomanagement, hoe kunnen ondernemers in de voedingssector die stap maken?
Kouwenhoven is associate lector bij hogeschool Inholland, Research & Innovation Centre. Haar lectoraat gaat over investeren in duurzame land- en tuinbouw, met bijzondere aandacht voor de gevolgen van klimaatverandering. “In plaats van ad hoc crisissen te lijf als je er al middenin zit, toe naar structureel risicomanagement, hoe kunnen ondernemers in de voedingssector die stap maken? We doen ons onderzoek op het snijvlak van agrifood en business. En voor de agrarische sectoren die we in Noord- en Zuid-Holland hebben. Dus we praten met tuinders én boeren, maar ook met de bedrijven in de keten om de telers heen.”
“Die zijn als marktpartij machtig genoeg om de risico’s te verleggen, de keten in. Dat zal met de huidige en toekomstige klimaatrisico’s niet anders zijn. En dat maakt het risico voor de teler dus alleen maar groter. Bij ons onderzoek zijn retailers overigens niet zo makkelijk te betrekken.”
“Dat doen ze ook, omdat het problemen zijn die ze voor hun gevoel toch niet kunnen veranderen. En dat klopt ook wel, als je denkt dat alles in je eentje moet oplossen. Waar wij naar kijken, is juist een betere samenwerking. Bijvoorbeeld in coöperaties van bedrijven. Maar ook samenwerking met overheden, met sectororganisaties en met kennisinstellingen.”
“Nee. En sommige bedrijven groeien zo hard dat ze op eigen houtje een heel prima risicomanagement op poten kunnen zetten. Maar voor de meeste teeltbedrijven geldt toch dat klimaatrisico’s wel in samenhang met omliggende bedrijven móét worden aangepakt. En soms hebben de buren tegengestelde belangen, bijvoorbeeld als het gaat om maatregelen voor een gunstiger waterpeil. Maar soms ook is het juist goed om maatregelen samen te nemen, omdat de investering niet uit kan als je het in je eentje moet doen.”
“Dat was wel het idee. Dat je als teler alleen maar je postcode en je teelten hoefde in te tikken, en dat er dan voor jouw situatie tips uit zouden komen rollen. Zó gedetailleerd per postcode gaat het niet lukken. Maar we zijn wel een dashboard aan het maken met alle klimaatrisico’s per teelt en regio. Daarbij maken we dankbaar gebruik van wat Wageningen al aan data heeft verzameld. Dat proberen wij iets minder ingewikkeld te maken, zodat het in de praktijk makkelijker toepasbaar is en daarmee met een kleine moeite in te vullen is.”
“Of kan ik misschien beter iets anders gaan telen? Een internationaal voorbeeld is koffie. De traditionele teeltgebieden krijgen het moeilijker, en dat geeft dan elders juist kansen. Zoiets is ook denkbaar voor groente- of fruitteelten die in Zuid-Europa of op andere continenten niet meer kunnen, maar hier des te beter. Zeker als er hier wordt geïnvesteerd in wateropslagstrategieën en aanpassingen in de manier van telen.”
“De glastuinbouw is wel verder in het denken over risicomanagement dan de open teelten of de veehouderijsectoren, ja. Onder glas zijn de bedrijven groter en kapitaalkrachtiger. En de kennisdeling en samenwerking is er van oudsher al goed georganiseerd. En ik moet ook denken aan een uitspraak van een glastuinbouwbestuurder ten tijde van de boerenprotesten: ‘wij hebben geen trekkers om mee naar Den Haag te rijden, dus kunnen we de problemen maar beter voor zijn’.”
“Dat is iets waar je als agrarisch ondernemer en sector sowieso goed in zult moeten zijn. De tijd dat het Rijk gegarandeerd bijsprong met een calamiteitenregeling, die is lang voorbij. En ook de waterschappen zoeken naar een nieuwe rol, met niet automatisch het belang van boeren en tuinders voorop. Zeker hier in het dichtbevolkte westen lopen heel veel belangen door elkaar heen.”
“Het is in elk geval logisch onderzoek voor een brede hogeschool als Inholland. Wij hebben niet alleen groene opleidingen en op die groene opleidingen trouwens ook allang niet meer alleen maar tuinders- en boerenzonen. Studenten, heren en dames, van allerlei studierichtingen zijn hier heel erg geïnteresseerd in onderzoek naar klimaatverandering. Misschien wel iets meer dan in de oostelijke helft van Nederland.”
“Bij ons steken de studenten elkaar ook aan bij het bedenken van nieuwe ideeën om actief tegen de klimaatproblemen in het geweer te komen. Dat doen ze in multidisciplinaire teams van vierdejaars studenten, die dit doen als ‘minor’, als keuzevak dus. Behalve de studenten tuinbouw hebben we daar ook studenten milieukunde, business, finance en accountancy voor. Het kan zo gaan dat ze samen een opdracht bedenken, waar ze dan telers bij zoeken. Of het gaat andersom: een ondernemersopdracht uit het consortium wordt bij een team studenten neergelegd.”
“Dat zijn diverse regionale afdelingen van LTO Noord, Delphy en de Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs en daarnaast dus ook een aantal overheden. Het ministerie van landbouw is de eerste opdrachtgever en financier van ons onderzoek. Die willen ook graag investeren, in plaats van alleen maar geld te steken in uitkoopregelingen. Maar tegelijk merk je bij heel veel bedrijven, zeker in de boerenhoek, veel wantrouwen als er met overheden moet worden overlegd over bijvoorbeeld een gebiedsgerichte klimaataanpak.”
“Zeker belangrijk voor het berekenen van de financiële omvang van de risico’s. Al moet ik erbij aantekenen dat banken zich wat conservatief kunnen opstellen bij het financieren van innovaties. Het moet zich allemaal eerst bewezen hebben. Terwijl we juist kijken naar risico’s die in de toekomst gaan spelen en die je voor wilt zijn.”
“Ja, met verzekeraars zou ik graag meer willen samenwerken in dit onderzoek. De overheid heeft zich dus juist wat teruggetrokken uit het afdekken van agrarische klimaatrisico’s. Daar is dan bijvoorbeeld de brede weersverzekering voor teruggekomen. Maar de ervaringen die telers daarmee hebben, zijn vaak negatief. Te duur en als je schade hebt, valt het vaak net buiten de voorwaarden. En anderzijds: is een ondernemer voor zijn gevoel wél goed verzekerd, dan kan dat juist weer de noodzaak van goed nadenken over risico’s verminderen.”