Tuinders maken zich de grootste zorgen om de markt en of die zich internationaal blijft ontwikkelen of op grenzen zal stuiten.
Dat blijkt uit een scenario-onderzoek door adviesbureau Accez, in opdracht van het Corona Crisisteam Tuinbouw van Greenports Nederland. In het rapport ‘Bloeien als bestemming’ krijgen de ondernemers in het Nederlands tuinbouwcluster vier toekomstscenario’s voorgeschoteld. Daarin zijn de door de ondervraagde ondernemers genoemde belangrijke ontwikkelingen én onzekerheden gecombineerd tot mogelijke toekomstbeelden.
De grootste zorgen hangen samen met de ontwikkelingen in de markt. Daarna de maatschappij en de vraag of productie voor export door de beugel blijft kunnen, of alleen nog ‘local for local’ goedkeuring kan wegdragen. Zorg nummer drie is de overheid en de veranderlijkheid van regelgeving.
Blijft EU wel overeind?
Qua impact scoort voor de telers naast duurzaamheid de digitalisering en robotisering het hoogst. Ook hoog scoort de vraag of de EU wel overeind blijft. Dit scoort ook hoog op de schaal van onzekerheden. De grootste structurele onzekerheid met de hoogste impact ervaren telers overigens bij het onderwerp Artificial Intelligence. De allergrootste onzekerheid met de allerhoogste impact is de coronacrisis.
De onderzoekers hebben de zorgen en trends uit het onderzoek gegroepeerd in de tegenstellingen: mondiaal versus lokaal en de zakelijke, op concurrentie sturende ‘ik-oriëntatie’ versus de op collectieve, maatschappelijke waarden gerichte ‘wij-oriëntatie’. Die twee tegenstellingen combinerend kom je tot vier scenario’s.
Wij-mondiaal: voortborduren zoals nu
Het meest herkenbare scenario is dat van wij-mondiaal. Dat is ongeveer zoals het nu ook al gaat. Er wordt samengewerkt in bijvoorbeeld EU-verband om klimaat, milieu en sociale samenhang te beschermen. Binnen dat kader is er sprake van internationale markten waar relatief hard en vrij wordt geconcurreerd.
Ik-mondiaal: hard en vrij koud
Die concurrentie is nog een stuk harder in het ik-mondiaal scenario. Hierin trekken overheden zich terug, worden schaalvergroting en kostenefficiëntie nog belangrijker dan nu en staan zorg voor klimaat en sociale gelijkheid op het tweede plan, ondergeschikt aan economische groei. Nu de handel wereldwijd geen enkele belemmering kent, valt er maar op twee manieren geld te verdienen: van producten met een minieme marge heel veel verkopen óf de veeleisende consument voorzien van steeds nieuwe specialties.
Ik-lokaal: concurreren op kleinere markt
Ik-lokaal is een scenario dat ook eerst gaat voor economische groei, maar dan vanuit nationaal belang. De EU scheurt in stukken. Landen of blokken landen beschermen hun eigen markt en innovatie voor deze kleinere markten stokt. Internationale handel is vrijwel stilgevallen. Handelshuizen gaan op zoek naar nieuwe verdienmodellen door te integreren met andere ketenpartijen. Degene met de langste adem en de diepste zakken overleeft.
Wij-lokaal: meer betrokkenheid
Wij-lokaal ten slotte kent ook de grotere betrokkenheid op eigen land of zelfs eigen streek of stad, maar dan met meer de nadruk op dat woordje betrokkenheid. Aandacht voor regionale, sociale en duurzaamheidsaspecten in die verkleinde markten zijn leidend. Europese samenwerking zou zich in en om Nederland tot Noordwest-Europa kunnen beperken. Doordat de afzetmarkt regionaal is, kiezen telers voor diversificatie. Een breed assortiment past bij de lokale marktvraag. Tegenover de afhankelijkheid van andere partijen, staat de efficiënte infrastructuur voor reststromen en warmtetransport die inmiddels is gerealiseerd.
Aan het werk met de scenario’s
Zoals gezegd, je kunt er als ondernemer naar kijken, maar kiezen voor een van de scenario’s als misschien voor jou het meest wenselijk of best geschikt, is niet aan de orde. Waar het bij het denken in scenario’s om gaat, is om te bepalen of en hoe jouw bedrijf in elk van die scenario’s levensvatbaar is. Door de vier scenario’s en de verschillende ontwikkelingen die daar in optreden, te bekijken, kunnen ondernemers zelf bepalen hoe ze hun bedrijfsvoering daarop kunnen of willen aanpassen. Het is immers ook altijd een keuze om met een dominante ontwikkeling toch niet mee te doen. Dat doen nu bijvoorbeeld tuinbouwbedrijven die zich onttrekken aan de gangbare keten met grote retailbedrijven als klant, maar die in een eigen lokale keten actief zijn.