De Raad van State heeft de stillegging van een Brabants preibedrijf voorlopig tegengehouden.
Het ministerie van SZW had de stillegging niet mogen opleggen, oordeelt de rechter. Het gaat om een zaak van ontduiking van het minimumloon. De belangen van het bedrijf zijn groter dan dat van het ministerie. De teler zegt failliet te zullen gaan bij een stillegging.
Het is de uitkomst van een voorlopige voorziening. Eerder oordeelde de rechtbank Zeeland-West Brabant nog dat de stillegging terecht was. Het bedrijf wordt verdacht van ontduiking van het minimumloon. Het bevel is geschorst totdat de Raad van State later dit jaar de bodemprocedure heeft behandeld.
Stillegging is een ultieme sanctie die sinds 2013 na aanscherping van het sanctiebeleid van de inspectiedienst kan worden opgelegd. De sanctie werd opgelegd in januari 2014, maar het proces van beroep en bezwaar is toen gelijk ingezet. Saillant is dat de op dit moment juist de proportionaliteit van de verzwaarde boetes door het ministerie worden onderzocht.
De preiteler vindt de straf onredelijk en te zwaar. Hij zou door de stapeling van boetes (in totaal ruim 170.000 euro) twee keer gestraft worden voor hetzelfde vergrijp, stelt hij. Bovendien zou hij een waarschuwingsbrief daarover van het ministerie niet hebben ontvangen. Zwaar weegt volgens de minister dat de teler met onderbetaling een olievlekwerking kan hebben op andere groentetelers die niet tegen een dergelijke constructie kunnen concurreren en zullen verdwijnen.