Op 28 augustus mag ik een presentatie houden bij het slotevenement van de Design the Urban Greenhouse Challenge, georganiseerd door Wageningen University & Research.
23 studententeams uit de hele wereld wedijveren om het beste plan voor het omtoveren van de voormalige Bijlmerbajes tot een kas, vertical farm (teeltlagen in gesloten ruimte zonder zonlicht) of andersoortige stadslandbouw. De organisatie heeft me vriendelijk doch dringend verzocht om een enthousiasmerende speech.
Lees verder onder het Facebook-bericht
Studenten ‘ontnuchteren’
Toch heb ik enige moeite om mee te gaan in het ongeremde enthousiasme dat er wereldwijd ontstaan is rondom vertical, city, urban, plant factories en andere hippe vormen van ‘farming’. Stiekem wil ik de studenten juist een beetje ontnuchteren en dan heb ik het niet over hun drankgebruik.
Tuinbouw is van oudsher al een stadse aangelegenheid en in Nederland is deze stadslandbouw nooit weggeweest. Honderden jaren geleden werden verse groenten vrijwel altijd dicht bij de stad verbouwd, simpelweg vanwege het bederfelijke karakter van deze producten. Graan werd in meer afgelegen gebieden geteeld. Toen groenten, fruit en bloemen langer, beter en goedkoper vervoerd en bewaard konden worden, is dat principe meer en meer losgelaten.
Terug naar logica van vroeger
Nu keren we weer deels terug naar deze logica uit vroegere tijden, vooral in Azië, Afrika en Noord-Amerika waar nieuwe tuinbouwprojecten en vertical farms rondom (en maar zelden ín) grote steden verrijzen om de groeiende stadsbevolking van duurzaam en veilig geteelde, dagverse producten te voorzien.
‘Is het wel zo logisch om groenten te telen in een stad waar appartementen van amper 20 vierkante meter voor 2 ton worden verkocht?’
De technologische mogelijkheden om te telen op vrijwel iedere plek op aarde of zelfs daarbuiten zijn ongekend en indrukwekkend. Efficiënt gebruik van water en andere hulpstoffen wordt belangrijker en de noodzaak van meer controle en voorspelbaarheid in de teelt zal in de komende jaren alleen maar toenemen. Dat pleit vóór de hoogtechnologische vormen van vertical farming.
Maar we moeten de werkelijkheid niet uit het oog verliezen. Is het wel zo logisch om groenten te telen in een stad waar appartementen van amper 20 vierkante meter voor 2 ton worden verkocht? En willen afnemers de hoofdprijs betalen voor producten uit een dure stadskas als ze vergelijkbare producten voor een veel lagere prijs kunnen krijgen uit het Westland, de ultieme stadstuin om de hoek?
Meerwaarde stadslandbouw op andere vlakken zoeken
De meerwaarde van stadslandbouw moet dus op andere vlakken gezocht worden, zoals de combinatie met educatie of horeca. En vertical farming kan in de toekomst wel renderen, maar dan niet op te dure locaties in steden die al voldoende hoogkwalitatief product van nabijgelegen tuinbouwgebieden aangeleverd krijgen.
Ik ben erg benieuwd of het de studenten gelukt is om de ouderwetse stadslandbouw in een verfrissend nieuw jasje te steken, zonder de ontnuchterende werkelijkheid uit het oog te verliezen.