Geen lastiger gewas voor gewasbescherming dan spruitkool. Dit vanwege het aantal bedreigers, het aantal kwetsbare spruiten per hectare en de opbouw van het gewas. Welke spuit past dan het beste, gezien de beperkingen rond gewasbescherming? Een ding is duidelijk: niets is duidelijk.
Spuiten met 500 liter water per hectare maakt dat meer vloeistof op en in spruitkool terug te vinden is dan met spuiten met 250 liter per hectare. Dat bleek zowel het geval met de Wingssprayer als met de Hardi Twin Force. Met een conventionele spuitmachine is er geen verschil tussen 250 of 500 liter per hectare. Dit kwam naar voren in een eenvoudige techniekvergelijking die begin september in Westmaas in de Hoekse Waard werd gehouden in het ras Abacus. Daarnaast liep de Maggrow-spuitmachine in de proef mee, maar uitsluitend met 250 liter per hectare (met magneten in de spuitleiding om de vloeistof een elektrische lading mee te geven). De rijsnelheid van de machines in de proef was steeds 6 kilometer per uur en de proef werd uitgevoerd met overeenkomstige spuitdrukken (2,8 – 2,9 bar).
Degelijk onderzoek moet
Bij de bevindingen hoort direct een kanttekening, signaleert gewasbeschermingsdeskundige bij Syngenta Jelle Westerlaken. Omdat ze gebaseerd zijn op een eenmalig uitgevoerde spuitproef en de druppelafzetting is bekeken bij slechts twintig planten betekent dit dat de uitkomsten op geen enkele manier statistisch betrouwbaar zijn. Niet wat betreft de meest optimale waterhoeveelheid en niet wat betreft mogelijke resultaatverschillen tussen de diverse spuittechnieken. De proef maakt wel duidelijk dat degelijk onderzoek naar het effect van waterhoeveelheid en spuittechniek op het gewasbeschermingsresultaat in een lastig, gesloten gewas als spruitkool op zijn plaats is.
Kennishonger
De spuitdemo in Westmaas is georganiseerd op verzoek van spruitkooltelers, in de hoop dat wat duidelijker werd welke techniek het beste inzetbaar is in spruitkool. Syngenta had het, na eerdere spuitproeven in spruitkool, op zich genomen om ter plekke de spuitresultaten zichtbaar te maken, door de toevoeging van fluorescerende vloeistof aan de tankvullingen en om in de weken erna preciezer laboratoriumonderzoek uit te voeren naar de vloeistofverdeling in twintig planten en op de spruiten zelf. Dit onderzoek gebeurde in het VK.
De aanleiding voor de bijeenkomst was begrijpelijk, omdat middelen simpelweg goed moeten werken en vanwege de oprukkende regelgeving om drift te beperken. Het gaat ook over veel geld voor gewasbeschermingsmiddelen en vanwege de meerprijs voor aanvullende technieken die zijn bedoeld voor depositieverbetering en driftreductie als luchtondersteuning, een vleugel op de spuitboom als op de Wingssprayer of magneten in de spuitleiding.
Meer druppels, meer kans
Op de demodag zelf bleek op het oog amper of geen verschil waarneembaar tussen de ene of andere techniek noch tussen veel of weinig water. Tijdens het vervolgonderzoek in het lab kwamen wel wat verschillen naar voren in de hoeveelheden vloeistof op het gewas en op de spruiten (in microgrammen per gram vers bladmateriaal). Er werd niet gekeken naar aantallen druppels of de gelijkmatigheid van de druppelverdeling. Alweer met de kanttekening dat de bevindingen ontleend zijn aan twintig planten zonder herhalingen.
Spuiten met 500 liter water per hectare met de Wingssprayer en met de Hardi Twin Force maakt dat er meer van in het gewas wordt teruggevonden dan met 250 liter water. De Hardi Twin Force doet het daarbij iets beter. Met een conventionele spuit bleef dit verschil achterwege. Wat zou daarvan de reden kunnen zijn? Ervan uitgaande dat het druppelspectrum van een 500 literdop niet veel grover is dan die van een 250 literdop, heb je met 500 liter per hectare een groter aantal druppels. Die worden met luchtondersteuning en met een Wingssprayer in het gewas geduwd, meer druppels kunnen dan gunstiger uitpakken. Om de een of andere onverklaarbare reden gaat dit niet op voor de conventionele spuit, waarbij de druppels het vooral moeten hebben van alleen de zwaartekracht.
Meer kans?
De teruggevonden hoeveelheid vloeistof op de spruiten was ongeveer veertig keer kleiner dan op het gewas, maar ook hier bleek de druppelafzetting met 500 liter per hectare wat hoger uit te vallen dan met 250 liter. Bij de conventionele spuit werd juist het omgekeerde gevonden: 250 liter per hectare geeft wat meer druppels op de spruiten dan 500 liter per hectare. Daarop voortbordurend lijkt het erop dat met een conventionele spuit een vergelijkbare depositie mogelijk is als met een spuit met aanvullende technieken. Dan gaat het om techniek, waar in gedegen onderzoek veel meer naar gekeken zou moeten worden, maar even goed om vakmanschap.