Voor wie het nog niet in de gaten had: naast grootkapitaal en mondiaal zien we steeds meer sociaal en regionaal.
Na decennia van nog steeds voortschrijdende schaalvergroting zijn er nog nooit zoveel kansen geweest voor kleine initiatieven. In een crisis waarin bestaande financiële en sociale systemen vastlopen, ontstaan nieuwe wegen naar Rome. Dankzij het internet, pakketdiensten en crowdfunding kan ook in het klein succesvol ondernomen worden. Daarnaast hebben we allemaal behoefte aan de menselijke maat, interactie, zingeving en contact met de ‘echte wereld’. We willen verbinding met de plek waar ons voedsel vandaan komt. Dat geeft bewustzijn en vertrouwen.
Ook één van ‘s lands grootste tomatentelers zag dit in. Hij besloot samen met een paar gelijkgezinden en met hulp van gulle toeleveranciers een ‘volkskas’ te starten, los van het trotse megabedrijf dat hij met veel overtuiging bestiert. In een 35 jaar oude kas kleiner dan een hectare, in de klei, zo biologisch mogelijk en gerund door vrijwilligers die meer praten dan werken. Bekeken tegen de criteria van grootfinanciers een krankzinnig idee, maar op de schaal van fun, betekenisvol en sociaal een doorbraak. Nota bene in het Westland, het lijkt wel zand verkopen in de woestijn.
De meeste lezers van dit medium hebben hun handen vol aan telen en alles daaromheen, maar voor de andere mensen kan samen planten, verzorgen en oogsten een bron van ontspanning en vitaliteit zijn. Zo ook voor ondergetekende, die opgegroeid is met flink wat zwoegen in de tuin maar dat in de loop der jaren heeft ingeruild voor de wereld van kantoor, management en vergaderen.
Op de zogenaamde Boeregoedkas komen mensen van allerlei pluimage en achtergronden bij elkaar om vele tientallen biologische gewassen te telen zoals kasbloemkool, aardbeien, rode bietjes, sla en zelfs gember en stevia. Tijdens het werk ontstaan nieuwe contacten, fijne gesprekken, nieuwe ideeën en inzichten en niet te vergeten: gezelligheid. Je komt een paar uurtjes meehelpen en in ruil voor je zweet krijg je de heerlijke producten uit de kas mee naar huis en veel meer nog het goede gevoel en de verhalen. En de rest van de productie vindt zijn weg naar consumenten die dit cool vinden via diverse kleine verkooppunten in de regio. Zo houden we het kostendekkend, want duurzaam betekent ook dat het lange tijd zichzelf kan bedruipen.
We hoeven geen ‘double digit’ groeicijfers, hier gelden andere uitgangspunten. Kom eens kijken aan het Woudtzicht in de Lier als je wilt weten hoe dit eruit ziet. Elke stad een volkskas, zou dat niet leuk zijn?