Door de grondgebondenheidseis drijft de wetgever ondernemende melkveehouders en akkerbouwers in elkaars armen. Welke voordelen biedt zo’n samenwerking en hoe pak je het aan?
Samenwerken in de agrarische sector is iets van alle tijden. Elkaar helpen bij de oogst, samen machines bezitten en grondruil zijn van oudsher bekend. Meestal gaat de samenwerking niet veel verder. De wetgever lijkt nu boeren die hun bedrijf verder willen blijven ontwikkelen, min of meer te ‘dwingen’ samenwerking te zoeken of grond anders duurzaam te gebruiken.
Voorzichtige trend
Een behoorlijk vergaande constructie die steeds vaker in beeld komt is die van een overkoepelend samenwerkingsverband, een maatschap of een vof zonder bezittingen, maar met uitsluitend exploitatie.
Lubbert van Dellen, directeur Food & Agri bij Accon AVM, ziet een voorzichtige trend. “Weliswaar gaat het nog niet om grote aantallen, maar ik krijg er wel steeds meer vragen over, die vragen kreeg ik eerder amper. De eerste overkoepelende maatschappen zijn zo goed als rond.”
Ook Evert Hekman, senior bedrijfskundig adviseur bij Alfa accountants en adviseurs, komt deze vorm van samenwerking tegen. “In de meeste gevallen gaat het nog steeds om een stopper en een blijver die samengaan, maar ook echte samenwerkingen tussen gelijkwaardige partijen kom ik tegen.”
Koppeling grond en vee
De basis voor deze interesse ligt in de mest- en milieuwetgeving, met name wetgeving – te beginnen met de Melkveewet in 2013 – die eist dat er een verband is tussen het aantal dieren en beschikbare hectares zorgt voor het verkennen van mogelijke samenwerkingsvormen. “Vooral de Wet grondgebonden groei melkveehouderij uit 2014 heeft die beweging veroorzaakt, nog meer dan de fosfaatwetgeving uit 2015”, aldus Lubbert van Dellen.
De Wet grondgebonden groei melkveehouderij is op 1 januari 2016 in werking getreden. Sinds die datum hebben veehouderijen die willen groeien grond nodig om die groei te kunnen realiseren. Grond kopen is duur – als het al te krijgen is – dus een samenwerking met een akkerbouwer is voor een melkveehouder een voor de hand liggende oplossing.
11 stappen richting vergaande samenwerking
Een overkoepelende maatschap aangaan vergt de nodige voorbereiding en evaluatiemomenten, samen met een adviseur. Voor Van Dellen zijn volgende stappen van belang:
- Met partijen verkennen in hoeverre er in verleden al een minder verregaande samenwerking was. Wat liep hierin positief, wat negatief.
- Gezamenlijke voordelen in kaart brengen (extra financieel resultaat, extra ruimte in regelgeving, of minder risico’s in regelgeving) en hoe dit voordeel verdeeld kan worden.
- Beslissing: go/no-go.
- Verkennen wat de toekomstvisies zijn (volgende stap in eigen bedrijf of volgende generatie) en heel goed bekijken of samenwerking daarbij past (kan een reden zijn om voor een minder verregaande vorm te kiezen).
- De verschillende vormen van samenwerking in beeld brengen voor het bedrijf (huur/verhuur, beperkt zaken samen, steeds meer samen), samen afstemmen of hier een variant tussen zit die past. Vertaling naar toekomstige gezamenlijk bezit (balans) en eigen bezit (balans) en gezamenlijke winst & verliesrekening en eigen afzonderlijke winst & verliesrekening.
- Beslissing: go/no-go.
- Concept overeenkomst van gekozen samenwerkingsvorm, deze bespreken inclusief extra aandacht voor hoe evtueel weer uit elkaar (met vaak een gemakkelijke splitsingsvariant na een jaar).
- Vastlegging KvK, RVO en belastingdienst. Inclusief inbreng en overgang van bestaande bedrijven.
- Zorg voor ondersteuning eerste jaar samenwerking (overgangsjaar).
- Evaluatie na eerste jaar en besluit om door te gaan en samenwerking te intensiveren.
- Evaluatie op gezette tijden. Sowieso jaarlijks bij jaarrekening van samenwerking.
Foto: Koos Groenewold
Grondgebondenheid versus derogatie
Tot voor kort was de derogatie vaak een probleem om als melkveehouder een samenwerking aan te gaan met een akkerbouwer. Van Dellen: “Bij een samenwerking verliest de melkveehouder de derogatie, dat was een groot pijnpunt. Maar nu is het ‘pijnpunt’ van grondgebondenheid zo groot dat dat nadeel – het niet beschikken over voldoende grond – groter is.”
Een ander punt waardoor derogatie minder belangrijk wordt is dat het alleen betrekking heeft op stikstof, terwijl in toenemende mate fosfaat het knelpunt is. Derogatie geeft geen verruiming voor fosfaat. Dat zijn redenen waarom boeren de derogatie willen laten vallen bij een samenwerking omdat die werkwijze grotere voordelen (lees: extra grond) heeft dan derogatie (verlies N ruimte/ha).
Voordeel voor akkerbouwer
Het zijn nu vooral de melkveehouders die als ze hun bedrijf willen blijven ontwikkelen als gevolg van de wetgeving op zoek moeten naar grond. Maar ook akkerbouwers hebben een belang bij geregelde samenwerking. “Een akkerbouwer had dat belang altijd al vanwege de bodemvruchtbaarheid, die vraagt om vruchtwisseling. Met name de behoefte tot nog betere bodemgezondheid groeit.”
Daarnaast zal de strikte veehouderijwetgeving tot gevolg hebben dat melkveehouders niet meer genegen zullen zijn om hun grond ter beschikking te stellen aan akkerbouwers, zonder dat daar grond voor terugkomt. Ze hebben hun hectares nodig om de omvang van hun veestapel te kunnen legitimeren.
Foto: Jan Willem Schouten