Staatssecretaris van landbouw Jean Rummenie ziet niets in het maken van onderscheid tussen sierteelt en groenteteelt voor beleid over middelengebruik.
Het beeld dat van de sierteelt wordt geschetst is te zwart-wit, vindt de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Op het middelengebruik in lelieteelt en snijbloemen is de laatste maanden veel aandacht gevestigd.
Voor Rummenie is dat geen reden een speciaal beleid voor sierteelt te ontwikkelen. “Het is juist het omgekeerde: als we praten over duurzaamheid, vind je juist in de sierteeltsector verschillende koplopers die al heel ver zijn, ook met het beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat is ook een van de redenen dat ik wat dat betreft eigenlijk geen onderscheid wil maken tussen de sierteelt of de groenteteelt.”
Plan middelengebruik lelieteelt in de maak
Rummenie zei dat recent in de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, waarvan het verslag 12 november is gepubliceerd. Rummenie heeft wel de erfenis van het vorige kabinet uit te voeren. De vorige minister van landbouw, Piet Adema, had een plan beloofd om de vervuilende lelieteelt aan te pakken. Dat zou er begin 2025 liggen. Rummenie bevestigt dat dat plan er komt, maar zegt ook dat een reductie van 50% van het gebruik van beschermingsmiddelen in deze teelt het doel is.
Rummenie op de bres om ETS2
De staatssecretaris stelde in dat overleg dat hij op eigen gelegenheid ervoor zorgde dat de glastuinbouw niet al in 2025 geconfronteerd wordt met extra heffingen in het nieuwe CO2-handelsplatform ETS2. “U weet dat het besluit eigenlijk al eerder genomen zou worden. Ik denk dat het dankzij deze staatssecretaris is dat het niet genomen is.”
Rummenie zei ook dat hij de glastuinbouw laat meepraten over eventuele aanpassing van de afspraken uit het glastuinbouwconvenant. Van overheidszijde zijn wel meerdere ministeries betrokken. “Ik zal er alles aan doen om samen met de staatssecretaris van Financiën en de minister van Klimaat en Groene Groei in dit dossier tot een goed besluit te komen. Ik denk dat ik ook herhaald heb dat het convenant, dat tot 2040 loopt, daarbij leidend is. Dat is een precair evenwicht. Zo zit ik erin.”