Het nieuwe kabinet wil grip op arbeidsmigratie. En dat kan prima als robots bijvoorbeeld het werk in de tuinbouw gaan doen. Robocrops bewandelt die weg al jaren. Maar Maurice Wubben en Colinda de Beer waarschuwen voor de immer loerende teleurstelling.
De tuinbouw staat bekend als de meest innovatieve én de meest arbeidsintensieve agrarische sector. Hoe kan het dan dat de sector zo afhankelijk is van het groeiend leger arbeidsmigranten? Waar blijven die al sinds de vorige eeuw aangekondigde oogstrobots?
Maurice Wubben trad eerder dit jaar aan als programmamanager bij Robocrops, naast Colinda de Beer die al langer in de tuinbouwrobotisering zit. Het aanjagen van het mechaniseren van arbeid is een van de taken van hun organisatie.
Maurice Wubben: “Teler en tech verbinden op gebied van robotica en AI. Arbeid vervangen is daar een onderdeel van. Het debat dat door Frans Timmermans en Klaas Knot is aangejaagd, dat zet ons als Robocrops wel in de spotlights, bij de organisaties als Glastuinbouw Nederland, bij de telers. Maar zolang het technisch nog niet helemaal goed is en er financieel vragen zijn, leunen telers ook nog vaak achterover. Dat komt vanuit een historie van teleurstelling. Het moet wel minimaal even goed werken natuurlijk!”
Colinda de Beer: “Die Sweeper heb ik zo vaak langs zien komen. Maar dat was een onderzoeksding. Daar zijn zo veel voorbeelden. Er was meer dan 25 jaar geleden al een komkommerplukker in onderzoek. En die is er ook nog steeds niet. ‘Dus het gaat niet lukken’, roepen mensen dan. Daar zit iets in, maar niet alles. Want dat technologie ondertussen veel verder is en veel meer kan, daar hoef je alleen maar voor naar je smartphone te kijken. Die hadden we eind vorige eeuw ook nog niet. Dus de kans dat het nu wel gaat lukken is veel groter geworden. Maar dat lukt alleen als telers en tech heel goed samenwerken. En dat gaat niet vanzelf.”
Wubben: “Jazeker. Dat gaat in de sierteelt het hardst. Daar is de automatiserings- en investeringsdichtheid per vierkante meter hoger. Daar is men al meer gewend aan cameratechnologie voor kwaliteitscontrole, aan gemechaniseerd intern transport. Daar heeft men ook al meer contact met die leveranciers. Met name in de potplanten is bij sommige telers wel 80% van de arbeid al gemechaniseerd. Alleen aan het oppotten en inpakken, de eerste en de laatste dag, komen grofweg nog mensenhanden te pas.”
De Beer: “De vraag is dan: wat gaan ze stimuleren: aanschaf of ontwikkeling? Eén robot ontwikkelen voor maar een onderdeeltje van het productieproces, dat kost zomaar €10 miljoen voor de eerste fase. Er zijn zat start-ups met slimme ideeën. Maar wil de tuinbouw daarvan profiteren, dan zullen de tuinders moeten mee-investeren en mee-ontwikkelen. Dat heb ik op de Greentech ook veel telers horen zeggen. Die willen vroeg in het ontwikkelproces meedenken. En ja, ook financieel eerder mee doen, zodat als het af is die telers ook meteen klant en aandeelhouders zijn.”
Wubben: “Maar wel met het gevaar dat de tuinders de kat uit de boom kijken. Niet als eerste gaan kopen, met alle kinderziektes er nog bij. Je ziet daar het zogenaamde first mover disadvantage. Een bedrijf als Berg Hortimotive heeft de kastanjes uit het vuur gehaald met de ontwikkeling van een platform voor het combineren van functies. De buisrailkar die door het gewas rijdt voor gewasverzorging of oogsten, die zoekt ook meteen op ziektes, die doet ook gewasmetingen voor oogstvoorspellingen. Dat combineren, dat doen er nu veel meer.”
Wubben: “Zeker. Je wilt geen verkeersopstopping van alle rondrijdende robots die het een óf het ander doen en met allemaal eigen laadstations. Dat is nu het strategisch spel dat aan de gang is. Wie gaat hét platform maken, letterlijk, waar alle verschillende robots op kunnen werken, waar alles op aansluit, dat alle data kan verwerken. Daar heb je standaardisering voor nodig. En de vraag is dan: wat wordt de standaard, wie gaat dat leveren en wie ga je op dat standaard platform toelaten?”
De Beer: “Daarvoor is belangrijk dat tuinders beter leren aangeven wat ze wel en niet willen. Daarom begint Robocrops bij de teler. Bijvoorbeeld met bootcamps, om ze te leren planmatig en stapsgewijs te innoveren. Om ze hun specificaties duidelijker op papier te laten zetten. Alleen dan krijg je robots die tuinders willen en kunnen gebruiken. Maar ook brengen we in kaart welk type medewerkers het tuinbouwbedrijf dan moet hebben om die techniek te bedienen.”
Met Zentoo naar Robohouse
Als praktijkcase halen De Beer en Wubben Zentoo aan. Dit chrysantenbedrijf vroeg zich af of het knoppen van chrysanten, waar bij hen iedere dag twee mensen mee bezig zijn, geautomatiseerd kan worden. Via Robocrops kwamen ze in contact met Robohouse, een fieldlab van TU Delft.
Wubben: “Voor die Delftse techneuten moet heel precies duidelijk zijn wat het werk inhoudt. Hoeveel knoppen? Alle knoppen of moet je ook selecteren? Moet het echt iedere dag? De vraag moet glasherder zijn. Om die teler en die techneuten met elkaar te laten overleggen over de klus en de mogelijke technische oplossingen ben je drie maanden verder. En dan pas ga je ontwikkelen.”
De Beer: “Met extra aandacht voor de kritieke stukken in dat traject. Er zit een stukje mechanica in. Er zit een stukje AI in. Er zit vision techniek in. En dan pas ga je zoeken naar de partijen die onderdelen kunnen leveren. En die ook goed passen bij in dit geval het chrysantenbedrijf. Een klant die heel risicomijdend is, die wil je niet een cowboyclubje op hun dak sturen. En andersom ook niet. Dat is onze matchmakingtaak.”
Duizend Toyota’s assembleren die allemaal precies hetzelfde zijn of duizend tomatenplanten verzorgen, dat is echt andere koek
De Beer: “Ook omdat het voor telers steeds moeilijker wordt om het verschil te zien tussen bedrijven als Blue Radix, Iunu, Koidra, Letsgrow en Source, om maar wat namen te noemen.”
Wubben: “En er komen ook steeds meer grote bedrijven de tuinbouw in, zoals Denso, het moederbedrijf van kassenbouwer Certhon, dat al veel doet in de automotive industrie. Maar ook bedrijven zoals Source met veel kapitaal en veel knappe koppen. Maar duizend Toyota’s assembleren die allemaal precies hetzelfde zijn of duizend tomatenplanten verzorgen die wel allemaal van hetzelfde genetisch materiaal zijn en heel veel op elkaar lijken, maar waar toch elke tros anders is, dat is echt andere koek.”
Wubben: “Heel belangrijk voor ondernemers. Wat kost arbeid nu? Wat kost het straks? En wat kost die machine? Moet je die machines allemaal kopen? Kun je ze huren of leasen? Word je als teler mede-aandeelhouder? Ja, dat arbeidsmigrantenvraagstuk speelt mee. Maar een andere grote vraag is: wie worden de grote winnaars in tuinbouwautomatisering? Wie gaan hier op de langere termijn het meeste aan verdienen?”
De Beer: “Als Elon Musk hier zijn pijlen op zou richten, wat zou hij dan bij elkaar moeten kopen? En een kassenbouwer, én een AI-bedrijf, én een mechatronicabedrijf, én het teeltbedrijf, én én én …
Wubben: “Aan de telerskant is nog wel de oude reflex om 10 hectare bij te bouwen na een goed jaar. En er wordt in onze sector de laatste tien jaar best goed geld verdiend. Dat is veelal niet gegaan naar investeren in betere arbeidsvoorzieningen en -voorwaarden. En ook niet in die tech-innovatie waar de Knotten en Timmermansen nu naar wijzen als alternatief voor al die arbeidsmigranten. Daar hebben en houden we de komende jaren wel last van.”
De bootcamps zijn een soort snelkookpan over hoe te innoveren in robotisering.
De Beer: “Maurice bellen. Dát is echt waar we hem voor hebben gehaald, het contact met de tuinder leggen.”
Wubben: “Ik ga dan helemaal doorakkeren wat de wensen van die teler zijn. Waar lopen ze tegenaan, wat is hun strategie, voor het bedrijf, voor hoe ze willen innoveren. Die gesprekken voer ik individueel, maar we kunnen de vragen ook in de vorm van een bootcamp boven tafel krijgen. Dan komen een aantal bedrijven vijf middagen bij elkaar. Leren de bootcampers wat de stappen zijn, hoe je innovaties beschrijft, wat de route is; een soort snelkookpan over hoe te innoveren in robotisering.”
De Beer: “Daar hebben we ook themasessies voor, bijvoorbeeld over de nieuwe European Data Act. Die wet komt er zodat de ondernemers macht hebben en houden over hun eigen data, en niet de leverancier van de apparaten waarmee die data verzameld worden. Met die wet in de hand kun je als teler ook van techleveranciers eisen dat ze systemen interoperabel maken. Ook omdat je als tuinder niet wilt vastzitten aan één techbedrijf, ook al zou je er – via je telersvereniging – een belang in hebben, zoals de telers van Harvest House in Source.”
“Nou, Source haalt ook elders geld op, en veel ook. Dus het belang van Harvest House wordt dan vanzelf weer kleiner. En telers zijn ook wel gewend om ergens een aandeel in te nemen, maar dan niet meteen te denken dat ze er de baas zijn en blijven. De tuin is toch de basis, dat weten ze.”