Als het af en toe een beetje tegenzit, dan roep ik graag quasi wanhopig uit: “Zo word ik nooit rijk en gelukkig!”
En dat is nou zo grappig. Vooral dat ‘rijk’ werkt op de gemiddelde Nederlander als een rode lap op een stier. Iedereen, echt iedereen, die mij dit voor het eerst hoort uitroepen, reageert namelijk op dezelfde licht geïrriteerde manier. “Als je gezond bent, dan ben je al rijk.” is in het kort de oer-Hollandse calvinistische manier van mijn wensen de kop indrukken. Als ik dan nog even doordram dat ik écht rijk wil worden en niet een beetje, dan komen de andere inmiddels zeer voorspelbare reacties. “Dan had je maar geen tuinder moeten worden”, of “rijk en gelukkig gaan niet vaak samen”.
Waarom is het zo ongebruikelijk om te roepen dat je rijk wil worden? Zou ik me daar voor moeten schamen? Ik hoor onze pubers en hun vrienden nooit anders zeggen. Is het de combinatie van mijn volwassen leeftijd en ondernemer in de tuinbouw? Hoort dromen van welvaart niet bij deze levensfase? Jammer dan, ik fantaseer graag over businessclass vliegen en vijfsterren-hotels. Maar het liefste had ik geld om makkelijker te kunnen ondernemen. Heel veel geld. Om bijvoorbeeld een automatische inhoesmachine te kopen en een nieuwe toiletgroep aan te leggen. Rijk of gelukkig, ik blijf tenslotte in de eerste plaats een ondernemer.