Als het af en toe een beetje tegenzit, dan roep ik graag quasi wanhopig uit: “Zo word ik nooit rijk en gelukkig!”
En dat is nou zo grappig. Vooral dat ‘rijk’ werkt op de gemiddelde Nederlander als een rode lap op een stier. Iedereen, echt iedereen, die mij dit voor het eerst hoort uitroepen, reageert namelijk op dezelfde licht geïrriteerde manier. “Als je gezond bent, dan ben je al rijk.” is in het kort de oer-Hollandse calvinistische manier van mijn wensen de kop indrukken. Als ik dan nog even doordram dat ik écht rijk wil worden en niet een beetje, dan komen de andere inmiddels zeer voorspelbare reacties. “Dan had je maar geen tuinder moeten worden”, of “rijk en gelukkig gaan niet vaak samen”.