Boerderij liet 1 bodem-mengmonster door 7 bodemlaboratoria analyseren. De labs mochten ook zelf een monster steken op hetzelfde perceel. De door de verschillende labs gemeten gehaltes van diverse stoffen blijken ver uiteen te lopen, tussen de monsters, maar meer nog tussen de labs.
Vakblad Boerderij heeft 1 bodem-mengmonster door 7 bodemlaboratoria laten analyseren. Ook hebben de laboratoria het betreffende perceel zelf bemonsterd. In theorie moet een homogeen mengmonster bij elk grondlaboratorium dezelfde gehaltes opleveren, maar de waardes en adviezen blijken enorm te verschillen.
Verschillende analysemethodes
Vooral gehaltes van fosfaat (Pw en P-PAE), organische stof en diverse sporenelementen liggen ver uiteen. De verschillen in gehaltes zitten vooral tussen de laboratoria. De gehalten tussen het mengmonster en het grondmonster gestoken door de buitendienstmedewerker van een laboratorium verschillen namelijk niet veel van elkaar (zie tabel). Volgens de laboratoria zijn de verschillen vooral te wijten aan de verschillende analysemethodes die de laboratoria hanteren.
Betrouwbare bodemanalyse?
Bij grondruil constateren boeren en tuinders geregeld dat bodemanalyses van de 2 ruilpercelen nogal eens verschillen. Maar vaak zijn de bodemanalyses wel van hetzelfde perceel, maar niet van hetzelfde jaar of zijn de grondmonsters beoordeeld door 2 verschillende bodemlaboratoria. Reden voor Boerderij dit eens wat gestructureerder te onderzoeken.
Raad van Accreditatie
Boerderij benaderde de 5 bodemlaboratoria die door de Raad van Accreditatie (RvA) zijn geaccrediteerd. Dat zijn ALNN, Dumea, Eurofins Agro, Groen Agro Control en Roba Lab. Daarnaast is het ook mogelijk de grond te laten bemonsteren door Gaia Bodemonderzoek en Lufa NRW. Deze twee zijn niet door de RvA geaccrediteerd. De analyses van Lufa en Gaia Bodemonderzoek zijn in Nederland uitsluitend adviserend te gebruiken, maar niet rechtsgeldig voor de mestwet.
Homogeen mengmonster
Op donderdag 15 maart heeft Boerderij een homogeen mengmonster laten steken door een professionele monsternemer op een 3,6 hectare groot perceel zandgrond in Winterswijk. Volgens de eigenaar is het een mooi perceel goede esgrond. In 2017 stonden er suikerbieten op het perceel, dit jaar wordt er snijmais op geteeld. De monsternemer bemonsterde het perceel volgens een vast patroon viermaal in plaats van eenmaal, zodat voldoende grond verzameld was voor 1 groot mengmonster voor alle laboratoria.
De grond van de 4 steeksessies is in een grote emmer gedeponeerd, en vervolgens geruime tijd goed gemengd, om een zo homogeen mogelijk mengmonster te creëren. Elk laboratorium ontving 1 sample van dit ene mengmonster. Omdat het perceel kleiner was dan 5 hectare, voldeed 1 bepaling.
Wijze van bemonsteren
Ook is het perceel tussen 15 maart en 21 maart bemonsterd door een monsternemer van elk laboratorium, om te kijken of de wijze van bemonsteren invloed heeft op de uitslag. Met andere woorden: liggen de waardes in lijn met die van het mengmonster. Alleen Gaia Bodemonderzoek heeft geen monsternemer gestuurd. Bij dit laboratorium moet de teler zelf een grondmonster steken of laten steken, en dit per post naar het laboratorium opsturen.
Artikel gaat verder onder de foto.
Waardes lopen ver uiteen
De bodemanalyses van de verschillende laboratoria laten zich niet zo gemakkelijk vergelijken, omdat ze voor bepaalde elementen verschillende eenheden hanteren. Zo wordt het gehalte aan sporenelementen bij sommige in milligram per kilogram grond weergegeven en bij andere in microgram per kilogram grond. Eurofins hanteert als enige sinds afgelopen jaar een geheel ander eenheid, namelijk gram per hectare. Volgens Eurofins spreekt telers deze eenheid meer tot de verbeelding dan gram per kilogram grond. Voor een overzichtelijk vergelijk in de tabel rekende Boerderij alle gehaltes om naar dezelfde eenheid.
Plant Availabele Element
De gehaltes van het mengmonsters verschillen enorm. Neem P-PAE (Plant Availabele Element). P-PAE is de hoeveelheid fosfaat beschikbaar voor de wortels van de plant. Volgens Groen Agro Control heeft de grond in het mengmonster een lage P-PAE waarde (1,7), terwijl Roba Laboratorium een hoge waarde 4,7 heeft gemeten.
P-AL is de vastgelegde voorraad fosfaat in de bodem. Dat is bij alle laboratoria hoog, uitgezonderd LUFA.
Pw is de fosfaatfractie oplosbaar in water. Roba Lab en Groen Agro Control melden voor het mengmonster een Pw-getal van respectievelijk 37 en 55, terwijl de anderen een Pw-getal hoger dan 55 melden. Eurofins geeft in deze meting zelfs een waarde van 75.
N-leverend vermogen
De labs verschillen ook van mening over het N-leverend vermogen. Volgens Eurofins is dit slechts een schamele 45 kilo per hectare, terwijl volgens de andere geaccrediteerde labs de grond een N-leverend vermogen van rond de 110 à 119 kilo N per hectare heeft.
Ook variatie in het organisch stofgehalte. LUFA meldt een organisch stofgehalte van 2,1%, terwijl Groen Agro Control een organisch stofgehalte van 4,6% heeft bepaald. Na inzage van de resultaten aan alle labs, heeft Groen Agro Control het mengmonsters overigens heranalyseerd. Toen kwam het organisch stofgehalte op 3,1% uit.
Omdat dit bodemonderzoek een eenmalige bepaling is, is het natuurlijk niet statistisch betrouwbaar en mag op basis van deze 2 metingen niet geconcludeerd worden dat een bepaald laboratorium altijd met een lagere of hogere waarde komt dan de nadere. Het kan een volgende keer ook compleet andersom zijn.
Artikel gaat verder onder de foto.
Verschillen in onderzoeksmethodes
De verschillen in gehaltes zijn volgens de laboratoria vooral toe te schrijven aan de verschillende analysemethoden. De Raad van Accreditatie (RvA) heeft 5 laboratoria geaccrediteerd. Dat wil zeggen dat de onderzoeksmethodieken die de laboratoria hanteren, voldoen aan de norm ISO 17025. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) accepteert de bodemanalyses van deze laboratoria voor de uitvoeringsregeling meststoffenwet, voor als de teler bijvoorbeeld via de Gecombineerde Opgave extra stikstof- of fosfaatruimte wil aanvragen middels de equivalente maatregelen, extra stikstofruimte in suikerbieten, fritesaardappelen, tarwe en gerst op klei middels de stikstofdifferentiatie en de veehouder voor de derogatie.
De ISO-norm schrijft echter niet voor dat alle laboratoria exact dezelfde onderzoeksmethode moeten hanteren. De analysemethode moet óf conform de norm zijn, óf gelijkwaardig aan, met statistische onderbouwing.
Near Infra Red Sensing (NIRS)
Neem het organisch stof-gehalte. Eurofins bepaalt dat via Near Infra Red Sensing (NIRS), ALNN, Roba Lab en Dumea door gloeiverlies en Groen Agro Control middels de dichromaat-methode.
Of P-AL. Eurofins bepaalt dat met een klassieke bepaling én een NIRS-bepaling, terwijl Roba Lab, Dumea, Groen Agro Control en ALNN dat middels extractie met de chemische oplossing ammoniumlactaat bepalen.
Extractie
Pw-getal tot slot. Roba Lab, Groen Agro Control en Dumea bepalen dat getal daadwerkelijk via extractie. Eurofins daarentegen bepaalt de Pw niet, maar berekent deze vanuit P-PAE en de P-AL. Ook bij ALNN is de Pw een afgeleide waarde uit beide andere P-getallen.
Sporenelementen
Voor de sporenelementen gebruikt elk laboratorium zijn eigen specifieke methode. Reden ook dat bijvoorbeeld bij koper en mangaan de eenheden een factor 10 tot soms wel 100 verschillen. Zo melden Groen Agro Control en ALNN een kopergehalte van respectievelijk 7,1 en 6,3 milligram per kilogram grond, terwijl Eurofins en Dumea waardes van 0,098 en 0,037 milligram koper per kilogram grond melden. Roba zit een factor tien hoger met 0,19 milligram koper per kilogram grond. Ondanks de grote spreiding tussen de waardes concluderen alle 5 laboratoria op basis van hun eigen gevonden gehalte dat het kopergehalte in het perceel goed tot iets aan de hoge kant is.
Bij mangaan hetzelfde verhaal, maar minder extreem. Daar verschillen de uitkomsten een factor tien.
Tot slot, Eurofins kwalificeert de staat van het bodemleven als laag, terwijl Gaia Bodemonderzoek concludeert dat het met het bodemleven wel snor zit.
Bemestingsadvies en -ruimte
Vroeger was een bodemanalyserapport vooral een adviesinstrument. Hoeveel moet ik bemesten? Tegenwoordig is het ook een instrument om de aanwending van dierlijke mest te beteugelen.
Een Pw-getal van 37 of 75 maakt nogal uit. In de praktijk betekent dat een verschil van 7 kuub drijfmest extra per hectare mogen aanvoeren.
Bij een Pw-getal hoger dan 55 mag slechts 50 kilo fosfaat per hectare uit dierlijke mest worden uitgereden. Dit staat gemiddeld voor 33 kuub rundveedrijfmest. De aanvoer aan stikstof is dan gemiddeld 132 kilo en aan kali 178 kilo. Bij een Pw-getal tussen de 36 en 55 mag 60 kilo fosfaat per hectare uit dierlijke mest worden aangewend. Dit is 40 kuub rundveedrijfmest, wat staat voor 160 kilo N en 216 kilo K. De gunstigere bodemanalyse betekent een financieel voordeel van € 126 per hectare. Akkerbouwers krijgen circa € 10 per kuub rundveedrijfmest toe.
Besparing van € 1.814
7 kuub drijfmest extra betekent ook 28 kilo zuivere stikstof minder in de vorm van kunstmest. Uitgaande van een kunstmestprijs van € 300 per ton voor een 15-0-15 NPK-blend, komt dit neer op € 56 per hectare. Samen dus € 126 per hectare. Een bodemanalyse geldt voor 4 jaar. Voor deze 3,6 hectare is dat over 4 jaar dus een besparing van € 1.814.
Voor na 2020 wordt het financiële voordeel nog groter. De fosfaatnorm bij een Pw-getal tussen de 36 en 45 gaat omhoog van 60 naar 70 en dat voor een Pw-getal hoger dan 55 omlaag van 50 naar 40. Een verschil of je per hectare 42 kuub rundveedrijfmest mag uitrijden, of 27 kuub. Een verschil van 15 kuub rundveedrijfmest, in euro’s goed voor € 259 per hectare. Over 4 jaar een financieel voordeel van € 3.730 voor deze 3,6 hectare.
De 7 bodemlaboratoriaBoerderij benaderde zeven laboratoria. Daarvan zijn 5 laboratoria door de Raad van Accreditatie (RvA) geaccrediteerd, 2 niet. RvA geaccrediteerd
Niet door RvA geaccrediteerd
|