De overheid moet gaan sturen op doelen in plaats van sturen op middelen, is de visie van Rabobank.
De overheid moet gaan sturen op doelen in plaats van sturen op middelen. Dat is nodig voor een toekomstbestendige en duurzame agrarische sector in Nederland. Volgens Rabobank kunnen ondernemers dan zelf de regie in handen houden en invulling geven aan doelen zoals klimaat, biodiversiteit en waterberging.
Dat staat allemaal in de Visie Land- en tuinbouw 2030 die Rabobank 23 september presenteerde. Die nieuwe visie bepaalt de koers van de bank in de Nederlandse agrarische sector in de komende jaren.
Verdeling milieugebruiksruimte
Rabobank wil dat er schotten blijven tussen de agrosector en de rest van de economie. Voor elke sector is toekomst, benadrukt de bank in de visie. Maar de doelstellingen per sector voor het verlagen van de milieubelasting zullen wel verschillen.
Grondgebonden sectoren, zoals de akkerbouw en melkveehouderij, maken de meeste aanspraak op de milieugebruiksruimte. In deze sectoren zijn de effecten op het milieu niet tot nul te verkleinen, omdat ze in de open lucht produceren.
Dat is anders voor sectoren als de intensieve veehouderij en glastuinbouw, die meer mogelijkheden hebben om de milieueffecten te verminderen.
Pleidooi voor doelenbeleid
“Een ondernemer kan zijn euro maar een keer uitgeven”, betoogt Carin van Huët, directeur Food & Agri Nederland. Doorgaan met het huidige middelenbeleid met generieke dwingende maatregelen leidt tot een sector die ‘doodgereguleerd’ wordt, stelt de bank in de visie.
“We zien fors meer potentie in verduurzaming door een beleid dat doelstellingen formuleert. Dat leidt tot meer ondernemerschap en innovatie bij ondernemers die met maatwerk deze doelen realiseren en via metingen laten zien dat ze voldoen aan het beleid”, aldus Van Huët.
Zes transities
De land- en tuinbouw is toekomstbestendig door te blijven aanpassen en innoveren. Rabobank benoemt zes transities die de veranderingen in de komende jaren gaan bepalen:
- Vraaggestuurde ketens kunnen inspelen op verandering in de vraag van consumenten. Een deel van de consumenten wil meer betalen voor specifieke toegevoegde waarde. Een ander deel van de productie zal zich richten op de productie waar de prijs-kwaliteitsverhouding het gunstigst is. Het middensegment verdwijnt voor export buiten Europa.
- Meer kringlooplandbouw met een verdere verduurzaming van de plantaardige en dierlijke productie. Veehouderij houdt daarin een belangrijke rol via het omzetten van plantaardig eiwit en reststromen uit de industrie in eiwit voor menselijke consumptie. De afzet van de veehouderij gaat wel meer naar nabije afzetmarkten dan nu met meer producten met een hogere marge. De voer-mest kringloop wordt op termijn op Europese schaal gesloten.
- Een gebiedsgerichte aanpak is nodig om milieuvraagstukken op te lossen. Minder stikstofuitstoot en nitraatuitspoeling en behoud van biodiversiteit lukt alleen met een regionale aanpak die verder gaat dan individuele bedrijven.
- De klimaattransitie betekent minder afhankelijk worden van fossiele brandstof, bijvoorbeeld door toepassing van restwarmte of aardwarmte in de tuinbouw. Vastleggen van CO2 kan voor andere sectoren inkomsten opleveren en voor sommige bedrijven een verdienmodel worden.
- De rol van precisieland- en tuinbouw en robotisering wordt steeds groter voor milieuvriendelijker werken en een hogere arbeidsproductiviteit of zelfs vervangen van schaarse arbeid.
- Versterking van ondernemerschap via kennisoverdracht en stimulering van het ondernemerschap via het centraal stellen van doelen. Beter presteren in het halen van doelen stimuleert, voorwaarde is wel dat het goed gemeten wordt.
Belangrijk voor economie
Rabobank benadrukt in de visie het belang van de agrosector voor de Nederlandse economie. Van Huet: “Het debat over milieugebruiksruimte voor land- en tuinbouwproductie is een afweging tussen economisch belang en doelstellingen qua milieu, natuur, klimaat en biodiversiteit.”
De toegevoegde waarde van land- en tuinbouwketens aan de economie is € 51 miljard, de sector is goed voor 8% van de nationale werkgelegenheid. En ruim de helft van het handelsoverschot van de Nederlandse economie van € 56,6 miljard komt uit de F&A-sector.”