Doorgaan naar artikel

Preiteler: ‘Kostprijs is onderdeel van prijsonderhandeling’

Een gemiddeld preibedrijf heeft te maken met minimaal tien verschillende kostprijzen, berekend op basis van strikt bedrijfseconomische kengetallen, of juist op basis van de werkelijke kosten. Dat bleek op een voorbeeldbedrijf dat de afgelopen periode door Groenten & Fruit werd gevolgd.

Alle kosten eerlijk meenemen resulteerde hier voor winterprei in een totale kostprijs van zo’n 80 cent per kilo. Zelfs aan herfstprei, op het eerste gezicht niet de duurste teelt, hangt bedrijfseconomisch gezien een behoorlijk plaatje; tot 60 cent per kilo.

Er zijn diverse mogelijkheden om inzicht te krijgen in de kostprijs die op het eigen bedrijf gerealiseerd wordt. Maar steeds geldt dat die informatie niet zomaar voor het oprapen ligt, want het begint ermee dat je inzicht moet krijgen in wat er werkelijk gebeurt voorafgaand en tijdens de teelt, en tijdens de oogst en verwerking. En vervolgens is het de kunst om daar de juiste kosten aan te hangen.

Vijf teelttypes

De jaarrond preiproductie is op het voorbeeldbedrijf opgedeeld in vijf teelttypes:

  1. Zomerteelt;
  2. Herfstteelt;
  3. Winterteelt;
  4. Late winterteelt (hergroei);
  5. Koelcelprei.

Per teelttype komen steeds dezelfde kostenonderdelen terug: grond, grondbewerking, teelt, gewasonderhoud, oogst + verwerking en de posten afleverkosten, algemene beheerskosten, onvoorzien.

Kostenonderdelen

Voor het kostenonderdeel grond is op het voorbeeldbedrijf gerekend met de kosten voor huur. Een alternatief is om een gewogen kostprijs per hectare te berekenen aan de hand van de aandelen huur, pacht en eigen grond. Voor eigen grond kan bijvoorbeeld gerekend worden met een jaarkostenpercentage over de boekwaarde.

Het kostenonderdeel teelt bevat gebruikelijke zaken als de plantkosten, kosten gewasbeschermingsmiddelen en spuitkosten.

Onder ‘oogst + verwerking’ vallen de kosten voor het rooien van de prei, transport naar huis, intern transport, schonen en sorteren, afvalverwerking en koelkosten. Onder ‘algemene beheerskosten’ vallen zaken als administratie, water, gas, verzekeringen, gebouwkosten en de kosten van bedrijfsauto’s, gereedschap, telefoon, contributies, accountantskosten en dergelijke, waarbij (nog) niet specifiek wordt ingezoomd op de afzonderlijke onderdelen.

Kostprijscalculatie

In de kostprijscalculatie op het voorbeeldbedrijf wordt gerekend met 7% over de totale kosten voor teelt, oogst en verwerking. Dat percentage is gekozen in lijn met kengetallen in het algemeen teeltregistratieprogramma waarmee voorheen op het voorbeeldbedrijf werd gewerkt.

Een alternatief is om de kosten voor bedrijfsgebouw uit de algemene beheerskosten te halen, en er een aparte post van te maken, met een uitsplitsing van de gebouwen naar gebruiksdoel. De kostenberekening wordt dan gebaseerd op de stichtingskosten en een jaarkostenpercentage. Voor bijvoorbeeld een koelcel kan dat percentage hoger zijn dan voor een loods of berging. De post ‘onvoorzien’ dient in de visie van het voorbeeldbedrijf voor het opvangen van behoeve innovatie, investeringen in duurzaamheid en opvangen van tegenvallers.

Posten invullen

Het voorbeeldbedrijf werkt aan de kostprijsberekening per teelttype. Plantmateriaal voor een zomerteelt bijvoorbeeld is immers duurder dan voor een winterteelt, en de gewasbescherming voor winterprei kost meer dan voor zomerprei.

De post arbeid wordt steeds doorgerekend op bedrijfseconomische basis met vast personeel met een uurtarief van € 16, en ook met het gemiddeld uurtarief van zoals dat werkelijk van toepassing is à € 13,28. Naast vaste krachten, werken er in vakantieperiodes ook scholieren. De machinekosten zijn gebaseerd op aannames en ervaring. De trekker/rooier-combinatie kost € 27 per draaiuur (€ 12 gasolie, € 5 onderhoud en € 10 afschrijving). Voor transportmiddelen (trekker plus wagens, totale uurkosten € 25) en de trekker met heftmast (€ 15), is de kostenmethodiek vergelijkbaar.

Voor de zomerteelt, herfstteelt, late winterteelt (hergroei) en koelcelprei zijn de berekeningen nog globaal van karakter, voor een deel op basis van aannames en stelposten. Voor de rooikosten per kilo wordt gewerkt met een productie in de zomerteelt van 40 ton per hectare, in de herfstteelt van 45 ton en van 35 ton in de winter. De arbeidsprestatie bij het schonen loopt – ook afhankelijk van het teelttype – uiteen van 60 tot 100 kilo per uur. De reële cijfers – met name voor de benodigde arbeid – worden de komende periode tijdens de betreffende teelten verzameld. (Tabel 1: kosten zomer-/herfst-/hergroei-/koelcelprei). Het ligt voor de hand dat de in de tabel genoemde cijfers dan zullen veranderen, maar ook dat die beperkt zullen zijn.

De bedrijfseconomische kostprijs is de kostprijs inclusief het opbouwen van financiële middelen ten behoeve innovatie, duurzaamheid en het opvangen van tegenvallers. De gerealiseerde kostprijs is exclusief het opbouwen van deze financiële middelen (dus stilstand van de ontwikkeling van het bedrijf).

De bedrijfseconomische kostprijs is de kostprijs inclusief het opbouwen van financiële middelen ten behoeve innovatie, duurzaamheid en het opvangen van tegenvallers. De gerealiseerde kostprijs is exclusief het opbouwen van deze financiële middelen (dus stilstand van de ontwikkeling van het bedrijf).

Een kilo kost 80 cent

Voor winterprei wordt wel een realistisch kostenbeeld zichtbaar, aan de hand van activiteitenregistraties vanaf eind november tot en met 24 februari. De arbeidskosten werden dagelijks en per productie-onderdeel bijgehouden.

Het resultaat geeft tabel 2: ‘kostprijsberekening winterprei’. Extra hierin, in vergelijking met de andere teelttypen, is de opname in de teeltkosten van een gewasafdekking tegen vorst. Dat is op dit bedrijf een standaard teeltmaatregel om de leverzekerheid te garanderen.


Het rooien van een kilo prei en het transport naar de loods kost in de genoemde periode gemiddeld 5,4 cent. Het valt op dat de hoogte van deze post stapje voor stapje oploopt (zie grafiek), vanwege kostenpieken bij het openen van een perceel en momenten met slecht weer.

De rooikosten lopen van eind november tot eind februari langzaam op. De pieken in december hangen samen met de opening van nieuwe percelen. - Beeld: Joost Stallen

De rooikosten lopen van eind november tot eind februari langzaam op. De pieken in december hangen samen met de opening van nieuwe percelen. – Beeld: Joost Stallen

Op het bedrijf bestaat de indruk dat de post ‘oogst en verwerking’ voor de winter- en zomerteelt anders zal uitvallen, maar dit is nog niet in de praktijk aangetoond. Een dagelijks logboek moet deze informatie boven water krijgen. Dit logboek bestaat uit drie blokken: het rooien, het transport naar het bedrijf en het intern transport. Deze laatste post is expliciet opgenomen, omdat de indruk bestond dat deze klus relatief veel tijd – en dus kosten – vraagt.

De rooikosten worden per dag berekend aan de hand van de oogsturen, transporttijd van en naar het veld, het aantal rekken dat wordt gerooid, en het geschoond preigewicht gemiddeld per rek. In de genoemde periode varieert dit van 220 tot 260 kilo. De machinekosten zijn gebaseerd op aannames en ervaring.

De teelt, oogst en verwerking van een kilo winterprei kost volgens deze benadering € 0,66 per kilo, dat is exclusief afleverkosten, de eerdergenoemde algemene beheerskosten en onvoorziene uitgaven.

Daar komen op het voorbeeldbedrijf nog afleverkosten bij (lidmaatschap, transport, productkeuring en dergelijke). De post onvoorzien is een stelpost, en heeft betrekking op productverlies door problemen als extreem weer, wateroverlast en ziekten. Winterprei telen kost dan 80 cent per kilo.

Eerlijk rekenen

Wat is kostprijs? Is die hoger voor een bedrijf dat gebruikmaakt van veel vreemd personeel, dan voor een dat drijft op de inspanningen van de ondernemer en familie? Vreemd personeel moet immers voor hun inspanningen betaald worden, terwijl ‘eigen mensen’ wellicht genoegen nemen met een lage of geen vergoeding voor hun arbeidsinspanning. Dat laatste scheelt in ieder geval in de kosten en in de uitgaven, want de portemonnee kan immers gesloten blijven. Zo’n bedrijfsvoering kan toereikend zijn om het bedrijf op korte termijn overeind te houden, maar het betekent feitelijk dat je afziet van wat je toekomt. Dan boer je achteruit, zoals dat bijvoorbeeld ook zo is bij het afzien van reserveringen voor vervangingsinvesteringen in bedrijfsuitrusting en gebouwen.

Voor een bedrijf dat bedrijfseconomisch streeft naar wat blos op de wangen, zijn kosten altijd kosten – dus ook op papier – en moeten daar opbrengsten tegenover staan. Dat deze situatie in de praktijk vaak niet wordt gehaald – omdat structureel gezien de verdiensten te laag zijn – doet daar niets aan af.

‘Stuks per uur is realistischer’

Algemeen wordt voor een inschatting van de arbeidsprestatie tijdens het afleverklaar maken van prei gekeken naar ‘het aantal kilo’s per uur’. Op het voorbeeldbedrijf zet men vraagtekens bij die benadering, en heeft men het genoemde kengetal ingewisseld voor ‘stuks per manuur’.

Een belangrijke reden voor deze andere arbeidsbeoordeling was de recente aanschaf van een nieuwe verwerkingslijn op het bedrijf. Die is zo uitgevoerd, dat overbodige handelingen en reikwijdtes zoveel mogelijk zijn geminimaliseerd. Verder wordt er niet gerouleerd met personeel. Het idee erachter: de beste man op de beste plek, dan kun je de persoon op de invulling ervan aanspreken, of complimenteren. Zo is ook de dagelijkse leiding ingericht; één persoon is ‘eigenaar’ van de organisatie in de loods, en één persoon is verantwoordelijk voor de teelt, het rooien en het transport.

Voor verse marktprei ligt de schoningsnorm op het aangehaalde bedrijf op 400 stuks per uur. Met inbegrip van de arbeid voor het opleggen, inpakken, transport en dergelijke, gaf dat afgelopen november en december 275 stuks prei per manuur.

Dat inzicht moet ook afstemmingsverliezen vermijden en kan helpen bij de vraag of wijzigingen in het werkproces positief uitpakken. Een aanpassing aan de preirooier gaf in de loods een toename van de arbeidsprestatie van 5 tot 10%. “Iedere wijziging of investering moet geld opleveren, aanpassingen draaien we soms ook terug.”

Bekijk meer

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

Oud-redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin