Zowel werkgevers als vakbonden reageren instemmend op de op 3 april door het kabinet gepresenteerde plannen voor de arbeidsmarkt.
De maatregelen die minister Karien van Gennip op 3 april per Kamerbrief naar de Tweede Kamer stuurde, zullen vaak pas in 2025 of nog later kunnen ingaan. Voor de voorgestelde verzekeringsplicht voor zelfstandigen zonder personeel wordt zelfs gekeken naar 2028. Genoeg tijd dus nog om de door LTO Nederland gewenste uitzondering voor boeren en tuinders alsnog voor elkaar te kunnen krijgen. Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil echter van geen uitzondering weten.
Meer vast en zekerheid voor flex
Agrariërs op eenmansbedrijven zijn niet de enigen die zich tegen het verplicht verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid verzetten. Maar dat lijkt wel de enige fundamentele kritiek. Verder is er veel lof voor de voorstellen, die er vooral op neerkomen dat vaste arbeidscontracten weer de norm worden voor structureel werk en die ook flexcontracten de werknemer wat meer bestaanszekerheid moeten geven. Het eerder al aangekondigde einde van het nulurencontract is daar het beste voorbeeld van. Dat verandert nu in een zogeheten basiscontract, waarmee oproepkrachten een minimumvergoeding moeten krijgen.
Langere onderbrekingstermijn, maar niet voor seizoensarbeid
Enige kritiek is er ook op de veel langere onderbrekingstermijn na een keten van tijdelijke contracten. Na 3 aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever, mag pas na 5 jaar een nieuw contract worden gegeven in plaats van na 6 maanden. Hierop blijft wel de bestaande uitzondering gelden voor seizoensarbeid. Daarvoor blijven de bestaande wettelijke mogelijkheden gelden: de tussenpoos kan worden verkort tot 3 maanden als sprake is van terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste 9 maanden kan worden verricht.