Richard Harrison vindt Nederlanders ‘open minded’ en ‘forward thinking’. En zijn plek als de nieuwe directeur van de Plant Sciences Group in Wageningen ‘an opportunity of a lifetime’. Een kans vooral om boeren en tuinders, beleidsmakers en de hele maatschappij wetenschappelijk goed onderbouwde scenario’s te kunnen aanbieden voor een gezonde toekomst.
Toen Richard Harrison werd benaderd om vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland te komen, twijfelde hij niet lang. De hele Nederlandse land- en tuinbouw in het algemeen en Wageningen University & Research in het bijzonder ziet hij als een Europees en mondiaal vlaggenschip van hoge kwaliteit én met een kritische massa. De sector heeft volgens hem een werkelijke wens om te werken aan verduurzaming van agrarische productie en het voedselsysteem.
Ondanks crises gericht op vooruitgang
Harrison kwam echter ook in een land waar de vlaggen ondersteboven wapperden. “Dat was een verrassing voor me, toen ik vorige zomer hierheen kwam. Ik was me er wel van bewust dat er problemen waren. Maar als je dan hier komt en er middenin zit, dan voel je pas hoe diep het zit. En behalve stikstof was er ook nog de energiecrisis. Maar de boeren en tuinders en de beleidsmakers blijven hier toch gericht op vooruitgang en innovatie. Ze zitten uiteindelijk allemaal om tafel voor een Landbouwakkoord.”
De rol die Wageningen speelt is scenario’s schetsen voor verschillende beleidsrichtingen. Niet om meningen te geven
Harrisson verwacht dat de spanningen zullen verminderen als er een aantal heldere en aantrekkelijke transitiepaden uit dat akkoord kunnen rollen. Wat voor paden dat moeten zijn? “Daar beslissen wij niet over. De rol die Wageningen speelt is scenario’s schetsen voor verschillende beleidsrichtingen. Niet om meningen te geven over wie er wel of niet gelijk heeft.”
“We doen onderzoek naar verschillende soorten landbouw. Daarbij bedienen wij heel veel stakeholders. Onze rol is informatie te leveren die al die belanghebbenden kan ondersteunen bij het maken van hun eigen afslagen, gebaseerd op een stevig wetenschappelijk fundament.”
Zijn er ook afslagen die in uw optiek leiden naar doodlopende wegen?
“Dat is een heel moeilijke vraag. We weten wel een paar dingen, vanuit wetenschappelijk oogpunt: we wéten dat we moeten minderen met emissies van fossiele brandstoffen, we wéten dat we onze voetafdruk in het milieu moeten reduceren, we wéten wat de demografische ontwikkeling is in Europa en de wereld en we wéten dat ons eetgedrag onhoudbaar is. Dat zijn allemaal wetenschappelijke feiten. De scenario’s die wij presenteren, moeten gaan over hoe we binnen de grenzen blijven van wat onze planeet aankan. Grenzen waar we nu overheen aan het gaan zijn.”
“We laten met onze scenario’s zien welke keuzes voor de lange termijn niet houdbaar zijn. Zoals het gebruik van gas uit fossiele brandstof voor het verwarmen van kassen. En dat vinden de Nederlandse telers zelf ook. Want ze denken samen vooruit. En dat geeft ze een enorm voordeel op telers in andere landen.
Ik zag dat voor het eerst toen ik een paar banen geleden hoofd was van het genetisch onderzoek bij het tuinbouwkundig onderzoeksinstituut East Malling Research in Kent. Toen ben ik de wereld rond gereisd als onderdeel van de Nuffield Farming Scholarship om te zien hoe duurzame aardbeienteelt eruit zou kunnen zien. Ik was het meest onder de indruk van het glastuinbouwcluster boven Rotterdam. Produceren waar de consumenten zitten en collectief zorgen voor een duurzame warmtevoorziening uit geothermie. Dat is veel meer dan alleen maar technologie als oplossing. Het is hóé je die technologie toepast, hoe je dat als collectief oppakt. En hoe de gemeentes, de provincie en de nationale overheid dat ondersteunen.”
Bij Plant Sciences zit u niet aan de kant waar de klappen vallen. De toekomst van de agrarische sector wordt toch veelal gezien als: minder dierlijk, meer plantaardig.
“De rol van vlees en zuivel in het menselijk dieet kan wel iets veranderen. Maar dat dan polariseren tot ‘plantaardig is goed en dierlijk is slecht’, nee, daar ga ik niet in mee. Dat is niet behulpzaam. We hebben het in feite over het geleidelijk vervangen van een deel, misschien 30%, van de consumptie van dierlijk eiwit door plantaardig eiwit. Maar in de discussie lijkt het alles of niets.
En dan: ook die geleidelijke vervanging kan niet alleen maar aanbodgedreven zijn. We moeten natuurlijk ook de vraagkant van dit proces in de gaten houden. Als je te snel ingrijpt aan de productiekant, terwijl de vraagkant daar nog niet aan toe is, dan zorgt de wereldmarkt wel voor aanbod elders om aan onze marktvraag te voldoen.
Ook daar is een rol voor Wageningen om scenario’s te schetsen hoe een overgang realistisch kan verlopen. Dat is een andere afdeling dan de mijne, maar wij denken graag als één Wageningen. Wij hebben diepe specialisatie in plantwetenschap en die specialisten werken samen met de diepe specialisten van Wageningen Economic Research en andere instituten. Ook in die samenwerking is Nederland verder dan andere landen.”
Als een techniek economisch niet werkt, dan wordt het niet toegepast
Kijkend naar het spectrum van het onderzoek in Wageningen: waar mag nog wel wat meer gewicht en nadruk op komen?
“We hebben veel van wat de maatschappij nodig heeft allang op de plank liggen. Wat we moeten doen, is die wetenschappelijke kennis en ontdekkingen aan elkaar koppelen en zorgen dat ze ook economisch gezien een succes worden. Want als het economisch niet werkt, dan worden ze niet toegepast.
Nieuwe veredelingstechnieken bijvoorbeeld, benaderingen via gene-editing, houden een enorme belofte in om sneller tegemoet te kunnen komen aan wat markt en maatschappij vragen. Bijvoorbeeld om veel sneller gewassen te selecteren op weerbaarheid en de gewenste producteigenschappen, en het via digital twinning en machine learning simuleren hoe zo’n gewas het doet in de praktijk van een teeltbedrijf.”
Klinkt als high tech versus werken en telen met de natuur mee.
“Naast die twee richtingen zijn er allerlei aftakkingen, versies en gradaties. En wederom, het is de rol van Wageningen om al die scenario’s te onderzoeken, maar niet om te zeggen welke van die productiemethoden moeten groeien en welke moeten verdwijnen.
Wij laten de beleidmakers zien wat de trade-offs zijn: als je dit besluit neemt, dan heeft dat deze plussen en deze minnen tot gevolg. Als je meer biologisch wilt, dan heb je meer hectares nodig voor hetzelfde productievolume. En als je meer wilt inzetten op intensivering van de productie, dan heeft dat heeft dat weer andere schaduwkanten.”
Is er onderzoek waar u extra warm van wordt?
“Ik zit hier natuurlijk niet om mijn eigen hobby’s naar voren te schuiven, maar iedereen heeft zijn passies en fascinaties. Het vermogen van mensen om de eigen omgeving te sturen met ideeën en ontdekkingen, dat onderscheidt ons. Om een zo breed mogelijk scala van die ideeën en ontdekkingen ruimte te geven, duizend bloemen laten bloeien, dat spreekt mij het meeste aan.”
Wat ik ook graag zou willen inbrengen is een meer regionale insteek in wat Wageningen kan betekenen
Hopelijk dan ook ontdekkingen waar boeren en tuinders wat aan hebben?
“Absoluut. Wat ik ook graag zou willen inbrengen is een meer regionale insteek in wat Wageningen kan betekenen. Het bijeen brengen van bestaande technieken die voor een specifieke regio extra goed zouden kunnen werken. Of het weer bij elkaar brengen van plant- en dierwetenschap, omdat het gemengde bedrijf misschien wel een belangrijk deel van de oplossing kan worden voor regionale en nationale vraagstukken.
Wij kunnen een rol spelen met demonstratiebedrijven, zoals de Boerderij van de Toekomst. Op al die niveaus, van lokaal tot internationaal, is er complexiteit. Maar daar staat de kritische massa van Wageningen als geheel tegenover. Dat geeft ons de geloofwaardigheid op al die niveaus, of wij nu met boeren en tuinders spreken of in Brussel met de top van de EU of met ngo’s. Dat is niet alleen maar onze verdienste. Wageningen maakt deel uit van een heel vitaal agrarisch ecosysteem, nationaal en internationaal. Dat is toch echt wel uniek in de wereld.”