Er is grote behoefte aan grond, maar geen goed pachtbeleid. Dat leidt tot situaties die de rechtszekerheid van grondgebruikers ondermijnen, stelt pachtersvoorman Hans Meijer. Een interview.
Niets zo definitief als een voorlopige maatregel, is het gezegde. Zo is Hans Meijer al twee jaar ‘waarnemend voorzitter’ van pachtersbond BLHB, maar zicht op een ‘echte’ voorzitter is er nog steeds niet. “Jonge ondernemers hebben hun bordje vol liggen, die zijn druk.” De vereniging is nu bezig het hele bestuur te verjongen en hoopt dat daar dan ook een nieuwe voorzitter uit komt.
BLHB vertegenwoordigt naar eigen zeggen de helft van het totale areaal pachtgrond in Nederland, maar wil geen ledental noemen. Wel zegt Meijer dat dat aantal stabiel is. “Oude leden stappen uit door bedrijfsbeëindiging, er is aanwas van jonge boeren.”
Meijer is, zoals hij het zelf zegt, akkerbouwer aan het eind van zijn carrière. Van oorsprong jurist stapte hij 28 jaar geleden in het bedrijf. Zijn juridische achtergrond komt hem in het bestuurswerk goed van pas. Pacht is taaie materie en maar al te vaak blijkt dat de juridische werkelijkheid afwijkt van de alledaagse. In de eeuwigdurende belangenstrijd tussen pachters en verpachters leidt dat soms tot harde lessen. Zo verloor BLHB enkele jaren geleden een proefproces over de eigendom van fosfaatrechten.
Als het over pacht gaat, gaat het ook al snel om problemen, er is altijd wat. Waar komt dat door?
“Het gaat in een pachtrelatie om belangen, om geld. Dan worden mensen altijd heel bijdehand. Een goede relatie is heel belangrijk. Er is een bont palet aan verpachters, van particulieren tot beleggers met meerdere hoeves, zoals ASR of hier in mijn omgeving Belgische investeerders. De ene is heel goed ingevoerd, de andere helemaal niet. Sommigen komen met idiote voorstellen of bedingen. Er ligt altijd de mogelijke kiem van een belangenconflict. Kijk ook naar al die rechten die verzonnen zijn. Verpachters roepen dan meteen: daar is een stuk van ons bij.”
Verpachters hebben hun grond gewoon geparkeerd bij boeren in afwachting van de zilvervloot
Het proefproces over de fosfaatrechten was een bittere pil voor jullie. Komt er nog een vervolg?
“We zouden dat wel willen, maar je hebt een goede casus nodig en die heeft zich nog niet aangediend. Komt die er wel, dan gaan we die zeker aanpakken. De uitspraak van het proefproces is orakelachtig. Nog steeds vraagt iedereen zich af hoe dat in de praktijk moet. Nu redt men zich met een soort handjeklap over die 50/50-verdeling. Zolang niemand naar de rechter stapt, onttrekt de problematiek zich aan het oog. Als mensen geen jeuk hebben, krabben ze niet. Als je er tegenaan loopt, bijvoorbeeld bij verkoop, en de verpachter zegt: hé, ik wil ook wat, dan wordt het een issue.”
Nu zijn stikstofrechten actueel. Liggen de kaarten daar net zo?
“Zulke kwesties beginnen met slechte wetten. Met stikstofrechten heb je nu inderdaad iets vergelijkbaars. Eigendomskwesties rondom extern salderen zijn we nog niet tegenkomen, maar dat gaat ongetwijfeld gebeuren. Ons uitgangspunt is dat de rechten zijn ontstaan door activiteiten van de pachter in het verleden, dus zijn ze van de pachter. Ik ben elke keer weer verbaasd over de creativiteit van juristen aan verpachterszijde, die met heel gekunstelde redeneringen een aandeel voor de verpachter weten te claimen. Ik vrees dat dit bij de stikstofrechten ook weer zal gebeuren.”
Er is een soort glyfosaatpaniek, terwijl dat een toegelaten middel is
Terreinbeheerders willen een graantje meepikken van de inkomenstoeslagen, bleek onlangs.
“Vijftien jaar geleden kwamen er subsidies voor eiwithoudende gewassen. Je zag toen meteen een daling van de marktprijs. De tussenhandel harkte de subsidie binnen. Nu proberen terreinbeheerders mee te profiteren van inkomenstoeslagen door die te verdisconteren in de pachtprijs. Dat gebeurt allemaal bij de gratie van boeren die overal ja op zeggen. Die hebben geen keuze, omdat de druk op de grond zo verschrikkelijk groot is. Ze zijn niet in de positie om nee te zeggen. Dan gaat het nog niet eens zozeer om geld te verdienen, als wel om verliezen te beperken. In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zou dit expliciet verboden moeten worden. Dit is gewoon niet de bedoeling van het landbouwbeleid.”
Trend van de laatste tijd is dat verpachters, zoals provincies en waterschappen, eisen stellen. Bijvoorbeeld geen glyfosaat gebruiken.
“Steeds meer voorwaarden, dat is iets van deze tijd ja, en het is verontrustend. Daarbij is er een soort glyfosaatpaniek, terwijl dat een toegelaten middel is. Recent was er een waterschap dat zelfs de teelt van uien en lelies wilde verbieden, maar de Pachtwet is helder: een pachter moet als goed huisvader zorg dragen voor het gepachte en de verpachter mag niet op de stoel van de pachter gaat zitten. Je zou dit moeten laten toetsen bij de Grondkamer. In de wet staat dat buitensporige bedingen vernietigd kunnen worden. Bij een eis als maar beperkt vee inscharen in een natuurgebied kan ik me nog iets voorstellen, als de prijs dan ook maar laag is. Maar, als Staatsbosbeheer een boswachterscursus aanbeveelt op eigen kosten, dan maak je van boeren onbezoldigde boswachters.”
Van het ministerie horen we alleen maar onversneden neoliberale taal
Duurzaamheid is ook een dingetje in het pachtbeleid van de overheid. Minister Schouten zinspeelde op een koppeling van duurzaam bodembeheer aan pachtvoorwaarden en een bodempaspoort.
“Als de overheid iets met de bodem wil, moet ze dat doen via generiek bodembeleid. Anders blijft niet-pachtgrond buiten beschouwing en zet je de pachter op achterstand. Daarvoor is het wel nodig dat LNV wat meer kijk op de bodem krijgt. Wij zijn als pachtersbond bij al die bodemsessies geweest en daar blijkt dat op het ministerie weinig kennis van de materie is, ze kunnen zand niet onderscheiden van klei.”
Iedereen lijkt al heel lang ontevreden met het pachtbeleid. Waarom gaat het zo moeizaam?
“De noodzaak wordt wel gezien, maar je maakt er als politicus geen vrienden mee. Heel lang hebben wij ook de indruk gehad dat er een ambtelijk opdracht was om de nul te houden. Op bekwame wijze werd de bal de bosjes in geschopt. Niemand had er zin in. Schouten wilde het wel aanpakken. Haar hoofdlijnenbrief sprak ons aan, maar daarna hoorden we lange tijd niks. Pas op de valreep, eind vorig jaar, kwamen er twee ambtelijke A4’tjes in onbegrijpelijk staccato Nederlands die vooral neerkwamen op vrije prijzen en vrije voorwaarden. Het gekke: ChristenUnie heeft in haar verkiezingsprogramma heel verstandige dingen staan, zoals grondbanken en prijsbeheersing bij pacht, maar van het ministerie horen we alleen maar onversneden neoliberale taal.”
U wilt regulering en demping van prijzen, geen liberale pacht. Toch is dat juist een succes, gezien de groei in areaal.
“Reguliere pacht neemt af, liberale pacht neemt toe. Het is substitutie. Er is behoefte aan grond, maar niet zozeer aan liberale pacht. Reguliere pacht wordt niet aangeboden.”
Hoe nu verder?
“Wij hopen dat er een bewindspersoon komt die het dossier wil oppakken en als uitgangspunt neemt dat er pacht in Nederland zal blijven die langdurig en betaalbaar is. We snappen heel goed dat verpachters niet staan te wachten op reguliere pacht die in beginsel oneindig door kan gaan. We hebben een heel vloeibare samenleving, de hang naar flexibiliteit blijf je houden. Met loopbaanpacht zou je al een heel eind geholpen zijn. Dat zou al veel beter zijn dan die contracten van zes jaar plus één dag die we krijgen als het idee van LNV doorgaat. Verpachters zijn opportunistisch, die kiezen voor de meeste flexibiliteit en de meeste poen. Verder is een grondbank geen slecht idee. Wil je jonge boeren kans geven, dan is meer nodig dan een jongeboerenfonds. Als je wilt dat de landbouw extensiveert en grondgebonden wordt, zorg dan dat die grond er is en dat er een inkomen uit te halen is.
Er is behoefte aan grond voor de blijvers, maar de bereidheid om te verkopen of te verpachten is klein
Het gat tussen grondprijs en wat op die grond agrarisch verdiend kan worden, wordt steeds groter. Dat maakt ook het hele pachtverhaal steeds moeilijker. Pacht van € 500 op grond van € 70.000, dat is scheef, zeggen ze dan. Dat is niet zo, het rendement van de verpachter hangt niet af van die pacht. Verpachters hebben hun grond gewoon geparkeerd bij boeren in afwachting van de zilvervloot die in aantocht is.”
Intussen neemt reguliere pacht af, dat sterft uit als het zo doorgaat.
“Reguliere pacht neemt af, maar pacht wordt toch belangrijker. Dat komt onder meer door moeilijke bedrijfsovername en financierbaarheid van bedrijven. Je ziet steeds meer boeren met een mix van beide: eigendom en pacht. Dat maakt bedrijven tegelijk kwetsbaar, vooral bij liberale pacht. Verder zie je allerlei oneigenlijk gebruik van regels om pacht te omzeilen. Verkoop van de oogst die die naam niet mag hebben, bijvoorbeeld of ‘samenwerkingsverbanden’ die de verpakking vormen voor wat eigenlijk pacht is. Denk bij het eerste aan een boer die de grond niet verhuurt, maar wel in gebruik geeft aan een ander voor een vaste vergoeding en bij het tweede aan een boer die wel stopt maar zijn grond niet kwijt wil, mede vanwege de lage rente. Hij richt een samenwerkingsverband op met iemand anders die de arbeid en machines inbrengt. In eerste instantie iedereen blij, maar die partner is wel kwetsbaar, want zo’n samenwerkingsverband kan makkelijk ontbonden worden en dan zit hij met investeringen die hij nog wel moet terugverdienen. Veel rechtszekerheid is er vaak niet in dit schemergebied.
De praktijk is creatief. Er is behoefte aan grond voor de blijvers, maar de bereidheid om te verkopen of te verpachten is klein. Er gebeurt van alles. En dus moet de overheid actief worden en niet eindeloos aan de kant blijven staan.”
Hoe groot is de kans dat het over vier jaar wel geregeld is?
“In een optimistische bui denk ik wel eens: wie weet is dan alles geregeld. Even vaak denk ik: dit is een never ending story. Volgend jaar bestaat BLHB 100 jaar, wat een fantastisch cadeau zou een verbeterd pachtbeleid zijn!”