Anton de Boer speelt als organisatieadviseur een voorname rol in de door Coalitie HOT nagestreefde leiderschapsontwikkeling en professionalisering van ondernemers in de glastuinbouw. Hij ziet een direct verband tussen de samenwerkingsbereidheid en de innovatiegraad van ondernemingen. “Samen is weer hipper.”
Zoals mag worden verwacht van Coalitie HOT (Herstructurering Ontwikkeling Tuinbouwsector) is een van de pijlers van haar programma het verbeteren van de organisatieontwikkeling van de bedrijven. Als een van de organisatieadviseurs die nauw bij het HOT-programma Onderneming2026 zijn betrokken, reist Anton de Boer kriskras door Nederland om met tuinbouwondernemers diepgaand van gedachten te wisselen over hun bedrijven en hoe zij die leiden, nu en straks.
Daarbij valt ook de term professionaliseren. Is dat zo hard nodig? De Nederlandse glastuinbouw is toch al wereldtop?
“Zeker. Net als u ben ik onder de indruk van het ondernemerschap, het technisch kunnen, de productie en de veerkracht van onze glastuinbouwbedrijven. Maar operazangers die met de beste orkesten in de mooiste concertzalen van de wereld staan, nemen ook nog steeds zangles. Die voortgaande professionalisering die in alle werelden gaande is, in cultuur, in onderwijs, in IT, die blijft ook nodig in de tuinbouw: voor elk bedrijf en elke ondernemer om aan de top te komen en er te blijven en voor de hele sector om het hoogstaand niveau dat ze in het verleden heeft behaald ook in een veranderende wereld te blijven behalen.”
Wie minder samenwerkt komt ook minder toe aan innovatie
Samenwerkingsbereidheid
Een opmerkelijk verband dat De Boer heeft opgemerkt in alle gesprekken die hij met tuinders heeft gevoerd, is dat samenwerkingsbereidheid en vernieuwingsdrift onlosmakelijk met elkaar in verband staan.
“Als je al die assessments die wij hebben uitgevoerd op een rijtje zet en analyseert, dan komt dat verband verrassend sterk naar voren. Wie minder samenwerkt komt ook minder toe aan innovatie. En het werkt ook andersom: minder vernieuwende bedrijven scoren ook minder op samenwerking. Het is ook logisch en wellicht zelfs natuurlijk. Wie alleen maar naar zichzelf kijkt komt minder snel in contact met nieuwe ideeën. Wie zich in sociale zin meer manifesteert staat veel opener voor vernieuwing en voor verandering van inzicht.”
Lees verder onder de foto.
Valkuil
Dat geldt niet alleen voor technische vernieuwing. Dat sterke punt van heel veel tuinbouwbedrijven mag best wat vaker doorgetrokken worden naar continue vernieuwing van de organisatie en van de persoonlijke ontwikkeling, stelt De Boer.
“Opvallend aan de tuinbouw is dat men op technisch gebied niet vasthoudt aan hoe men het altijd heeft gedaan. Waarom dat dan wel doen als het gaat om de manier waarop je werkt, leiding geeft en overleg voert? Het is goed om je permanent te blijven afvragen of dat niet effectiever kan, opener, flexibeler. In het spel tussen generaties is dat een bekende valkuil. Dat de jongere generatie aan vernieuwing trekt, terwijl de oudere generatie drijft op ervaring en zich daar ook op laat voorstaan. Maar het is mijn overtuiging dat wij allemaal op elke leeftijd nieuwe dingen kunnen blijven leren. Daar is onze geest bewegelijk genoeg voor.”
Generaties
Tot op heden was dat spel tussen de generaties in bedrijfsopvolgingen het moment om over organisatiestructuur na te denken.
“Wij begeleiden al jaren boeren en tuinders in dat proces. Met veel aandacht voor de vraag welke waarden, reflexen en patronen worden gedeeld en welke niet. Maar waar altijd is benadrukt dat tussen verschillende generaties naar meer overeenstemming zou moeten worden gestreefd, ontdekken wij nu, ook in deze gesprekken in de tuinbouw, dat organisatieontwikkeling makkelijker verloopt als de relaties binnen een generatie worden versterkt. Dus laat gerust wat meer ruimte en vrijheid aan de verschillen die er tussen generaties zijn, en besteedt eens wat meer aandacht aan het hechter maken van generatiegenoten. Dat geeft motivatie en zeker bereidheid om verschillen met bijvoorbeeld jongeren toe te laten.”
Hoe doe je dat?
“Op dezelfde manier waarop we tot nu toe keken naar familiedynamiek bij een bedrijfsopvolging. Waarin komt wat bovendrijven? Wat zit er onder de oppervlakte? Wat zijn sterke punten? Wat zijn aandachtsgebieden? De een vindt opleiding, vorming en training belangrijk. De ander hecht aan authenticiteit. Of aan trouw. Of aan vertrouwen. Vind ik zelf een heel belangrijke waarde. En dan met name uitgesproken vertrouwen. Van ouders naar kinderen en andersom. Ja, ook andersom. Maar dus ook binnen generaties, tussen broers en zussen, collega‘s, sectorgenoten. Wederzijds uitgesproken vertrouwen en respect voor anders denken en anders doen of beleven. Onderlinge aandacht voor elkaar in professionele zin, juist door goed te onderzoeken wat de gevraagde kwaliteiten zijn op een bedrijf en wie daar het beste aan voldoet. Dat is ongelofelijk belangrijk als we te maken hebben met familiebedrijven die door meer ondernemers tegelijk worden geleid. En nu dus ook bij fusies van verschillende familiebedrijven.”
Nu is er weer ruimte voor een meer sociale oriëntatie
Zien we hier een terugkeer van de cultuur van coöperatief ondernemen?
“In heel de maatschappij zie je dat de oriëntatie op samenwerking grote aantrekkingskracht heeft, ‘samen’ meer in balans wordt gebracht met ‘ik’ of individuele oriëntatie. Lang is er gehamerd op de emancipatie van het individu. Met de vuist op tafel zeggen waar het op staat. ‘Dit vind ik ervan!’ Dat houdt het gevaar in zich van hoe meer individuen je bij elkaar zet, hoe meer strijd het oplevert. Nu is er weer ruimte voor een meer sociale oriëntatie. Samen is weer hipper. Willen we het redden – als bedrijf, als sector, als maatschappij – dan mogen we oog hebben voor wat voor ons allemaal belangrijk is. Dat geldt trouwens ook voor dat leger van adviseurs. Laten die niet te interventiedriftig aan de slag gaan. Maar vooral hun adviesstijl laten meegroeien met de kwaliteit van de ondernemers waar ze tegenover zitten. Met respect voor de omvang van de beslissingen die ze moeten nemen.”