‘Global niche crops’, daar richt de zaadfirma Novisem zich op. Het Limburgse bedrijf bestaat zeven jaar en heeft de ambitie wereldwijd marktleider te worden in kleine gewassen. Novisem ontwikkelt rassen in overleg met en naar de wensen van de gehele keten.
In april 2012 richtten Charl Dings (managing director) en zijn vrouw Trinette Dings-Velmans Novisem op. In het begin van de ruim zeven jaar dat de zaadfirma nu bestaat, werden vrijwel alleen maar generieke rassen verkocht. Dat zijn rassen waarvan het iedere erkende zaadfirma vrij staat zaden te verkopen.
Volop investeren in eigen rassen
Vanaf de oprichting investeerde Novisem al volop in eigen veredeling. Steeds meer is het bedrijf in staat eigen rassen in de markt te zetten. Bij deze commerciële introducties gaat het om nieuwe hybriden knol- en groen/bleekselderij, maar ook om een CMS-vrije witlofhybride voor het midden-vroege segment. Het ras is inmiddels vier jaar op telersniveau beproefd en volgend jaar is proefzaad beschikbaar.
Maar de belangrijkste gewassen zijn knolselderij, tuin- en stokbonen, babyleaf, groen/bleekselderij en kruiden. ‘Global niche crops’ noemen de oprichters die, ofwel nichegewassen in het licht van de wereldmarkt van zaadverkoop. “Van tomaat, ui of meloen hebben wij geen verstand. Wij willen juist groot zijn in kleine gewassen. Onze ambitie is om daar wereldwijd marktleider in te worden”, geeft Dings aan.
Tekst gaat verder onder de foto‘s
F1-programma knolselderij
Het nieuwe F1-programma knolselderij is daarvan een voorbeeld. “Dat is de door ons zelf ontwikkelde uitbreiding van het aanbod knolselderijrassen dat we tot nu toe hadden. Deze rassen kunnen 15 tot 25% meer productie leveren dan de standaard rassen”, aldus Giel Peulen. Hij is sinds twee jaar sales specialist bij Novisem en is commercieel verantwoordelijk voor de Benelux. “De eerste hybride uit dat programma is Calgary. Naast de potentieel hogere productie is de interne kwaliteit uitstekend. Het ras vertoont onder de juiste teeltomstandigheden geen holtes in de knol, dat is een voordeel voor de industrie. Verder is de tolerantie tegen ziekten zeer hoog.”
Novisem in het kort Certificaten en verkooplanden
Bij Novisem werken 25 mensen. Manager Director Charl Dings verwacht dat er binnen 10 jaar 100 medewerkers zullen zijn, gezien de bedrijfsambities en de groeipotentie van de nichemarkt. “Dan zitten we op een optimale bedrijfsomvang.” Het bedrijf is aangesloten bij NAK Tuinbouw en bij Plantum, de branchevereniging voor veredelingsbedrijven en bedrijven die zich bezig houden met de vermeerdering en opkweek van zaden en jonge planten. Ook heeft Novisem het bio-certificaat van Skal voor de verkoop en behandeling van biologisch of niet-chemisch behandelde (NCB) zaden.
Belangrijkste verkooplanden
In Duitsland zijn knolselderij, kruiden en rucola voor Novisem de belangrijkste gewassen. In de Benelux en Frankrijk zijn dat voor nu knolselderij, groen/bleekselderij, tuinboon en schorseneer. In Polen gaat het vooral om wortelpeterselie, knolselderij en kruiden. Griekenland, Italië, Spanje en Engeland sluiten met groen/bleekselderij, tuinboon en sperzieboon de rij van belangrijkste verkooplanden.
Luisteren naar de keten
Waar Novisem zich volgens Dings en Peulen in onderscheidt van de gevestigde orde in de zaadwereld, is het intensieve overleg over nichegewassen met alle schakels in de keten. “Wij luisteren naar de wensen die een teler heeft voor een bepaald ras in een bepaalde teelt. Ook willen we weten wat de plantenkwekers voor wensen hebben of welke eisen de verwerkende industrie aan een nicheproduct stelt. Op die manier zoeken we gezamenlijk naar oplossingen. Als het gaat om rassenkeuze betekent dat niet per se dat het een ras van ons moet zijn. Het kan best zijn dat een andere zaadfirma een ras heeft dat beter aansluit bij een specifieke wens of een betere oplossing biedt voor een probleem. Dan zeggen we dat en als dat dit ook blijkt te kloppen, geeft dat mensen vertrouwen in ons en bouw je een relatie op. Klanten komen dan terug en wellicht dat bij een ander probleem wél een van onze rassen de beste oplossing biedt”, licht Peulen toe. “Omdat klanten en partners altijd in ons geloofd hebben, zijn we internationaal zover gekomen en groeien we nog jaarlijks meer dan het gemiddelde bedrijf in onze branche”, vult Dings aan.
We hebben bij de ontwikkeling van nieuwe hybriden geluisterd naar de versmarkt, maar ook naar de industrie
Een voorbeeld hiervan is het genoemde F1-programma knolselderij. “We hebben bij de ontwikkeling van nieuwe hybriden geluisterd naar de versmarkt, maar ook naar de industrie. Een teler wil een hoge productie, goede sortering en hoge ziektetolerantie. De industrie wil goede inwendige kwaliteit en hoge productie. Alle eigenschappen hebben we weten te verenigen in het ras Calgary. Het ras heeft daarmee voor iedereen in de keten een toegevoegde waarde en daarmee ook voor ons”, licht Peulen toe. “Maar dat is een schoolvoorbeeld van hoe het bij ons werkt.”
Keuzes maken
En er zijn wensen die moeilijk met elkaar te verenigen zijn. “Een hoog productief ras dat goed en lang te bewaren is. Vrijwel nooit komen beide eigenschappen samen in één ras. Onze veredelaar gaat daarom mee de praktijk in om mee te denken en om te weten wat er leeft. Wat is belangrijker, een hoge productie of een goede bewaarbaarheid? Een teler zal in deze moeten kiezen en zijn teelt hierop moeten aanpassen, maar een veredelaar moet dat in zijn veredelingsprogramma ook. Alleen gaat het in de veredeling om de tendensen en bij de teler om een individuele situatie. Voor het veredelingsprogramma is het natuurlijk belangrijk te weten waar het in grote lijnen heen gaat en waarop de nadruk moet komen te liggen. En die nadruk ligt bij ons op het verenigen van alle vragen uit heel de sector”, besluit Dings.
Zaadcoating met biostimulanten, bacteriën of schimmels
Charl Dings, managing director van Novisem, ziet voor de toekomst een belangrijk taak weggelegd voor zaadcoating. “Bij behandeling of coating van zaad ging het tot nu toe vaak om de toediening van gewasbeschermingsmiddelen tegen kiemschimmels. Ik denk dat dit in de toekomst vervangen gaat worden door coaten met biostimulanten, bacteriën of schimmels. Door dat aan het zaad toe te voegen, ontstaat er sneller een natuurlijke balans in de bodem, is de kieming en de plantontwikkeling beter en kan het gebruik aan (chemische) gewasbeschermingsmiddelen mogelijk omlaag. Die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen, maar ik geloof werkelijk dat dit heel belangrijk wordt. Dergelijke coatings gaan wij niet zelf ontwikkelen, maar wij leveren wel de specifieke toepassingen op de verschillende zaden. Dat is ons vak.”