De NMa heeft in het onderzoek naar verboden marktafspraken tussen afzetorganisaties geen bewijs gevonden voor het daadwerkelijk verdelen van de markt.
Wel heeft het daarvoor schriftelijke afspraken onderschept in notulen van vergaderingen van de P3 (ZON, Rainbow en UWG).
Er staat in het besluit: “ De Raad overweegt hiernaast dat niet is gebleken dat de betrokken ondernemingen een onderdeel
van de Afspraak, te weten: de overeengekomen verdeling van klanten, in de praktijk hebben
uitgevoerd.”
Uit het besluit valt verder op te maken dat de NMa de boetes naar beneden bijstelde, mede door de Ehec-crisis. Bekend was dat de boetes (die gerelateerd zijn aan de omzet) gehalveerd waren. Voor Rainbow klopt dat ook. Daar was het oorspronkelijke boetebedrag bijna 15 miljoen euro, maar voor het grotere UWG is de boete verder teruggebracht. Die coöperatie had een oorspronkelijke boete van bijna 20 miljoen euro. ZON zou zonder kwijtschelding (zij waren als grootste partij de klokkenluider) een boete hebben gekregen van 36 miljoen euro. Rekening houdend met de halvering, zou de boete 18 miljoen euro bedragen. Nu hoeft ZON geen boete te betalen, maar de organisatie speelde wel een belangrijke rol in het kartel, zo blijkt uit het onderzoek. ZON participeerde in een vergadering in februari 2009, nog nadat ZON voor de eerste keer contact had met de NMa. Die vergadering wordt gezien als bewijs dat de P3 niet al doodbloedde in 2007. De termijn van mei 2006 tot februari 2009 is mede bepalend voor de hoogte van de boete van twee keer zeven miljoen euro voor UWG en Rainbow.
Een belangrijk onderdeel van de bewijsvoering voor de verboden marktafspraken zijn de notulen van vergaderingen geleid door Florpartners. Daaruit maakt de NMa bijvoorbeeld op dat de afgesproken dag- en weekprijzen ook daadwerkelijk tot een betere uitbetaalprijs hebben geleid.
De NMa heeft weinig heel gelaten van het weerwoord van de betrokken afzetorganisaties. Dat vertegenwoordigers van de P3-overleggen niet officieel de organisaties vertegenwoordigden, weerspreekt de NMa. Ook een beroep op de ernst van de overtreding wijst de NMa af. De afspraken zouden niet daadwerkelijk tot hogere prijzen hebben geleid, stellen de betrokken organisaties. De P3-partijen verkeerden in een voorstadium van een associatie voor producentenorganisaties is een ander betoog tegen de uitspraak. Ook een verwijzing naar de GMO-wetgeving houdt geen stand, stelt de NMa. Minimumprijzen zijn geen onderdeel van de GMO-wetgeving, oordeelt de NMa.