Sensoren vervangen de groene vingers en robots doen al het werk. Over 10 jaar loopt er geen teler meer door de kas of over het veld. Dat beeld werd onlangs geschetst tijdens het ‘Debat Toekomst Plantgezondheid’. Zover zal het niet komen, maar het is wel de richting waar het naar toe gaat.
Plaats van handeling voor het ‘Debat Toekomst Plantgezondheid’ was HAS Hogenscholen in Den Bosch. Tweedejaars studenten in de richting Tuinbouw/Akkerbouw hadden voor de module Future Farming filmpjes gemaakt en stellingen bedacht over de toekomst van de gewasbescherming. In de zaal enkele tientallen studenten en een 20-tal vakmensen werkzaam in de gewasbeschermingssector. Zij gingen aan de hand van drie stellingen onder leiding van gespreksleider Rob Kerkmeester van HAS Hogeschool met elkaar in discussie. Ook werden de meningen over de stellingen vooraf en achteraf gepeild, met soms verrassende uitslagen.
‘Gewasbescherming wordt wetenschap’
De kern van de stelling ‘Gewasbescherming van kunst naar wetenschap’ is dat de gezondheid van de plant centraal staat, waarbij Nerds en ICT’ers de rol van de teler overnemen. Sensoren vervangen de groene vingers en robots doen al het werk. Over 10 jaar loopt er geen teler meer door de kas of over het veld. Deze stelling leverde zowel voorafgaand aan de discussie als achteraf dezelfde uitslag van de peiling op. De voorstemmers gingen van 29 naar 28 procent en de tegenstemmers van 71 naar 72 procent.
Crux blijft interpretatie
Uit de discussie kwam naar voren dat eigenlijk niemand twijfelt aan het doorzetten van deze ontwikkeling en dat drones en robots steeds meer zaken gaan overnemen. Ook valt er met sensoren steeds meer te monitoren en te meten. Op die manier krijgen ze een ondersteunende rol bij verdere teeltoptimalisatie. De crux blijft echter de interpretatie van al die gegevens om daaruit de juiste conclusies te trekken. Daarvoor blijven groene vingers, vakkennis en gezond boerenverstand gewoon nodig. Of zoals een student het verwoordt: “Mijn opa liep dagelijks door het gewas om er een gevoel bij te krjgen. Camera’s zien veel meer dan mijn opa, maar ze krijgen geen gevoel voor het gewas. Dat zal altijd zo blijven.”
Verder zijn verduurzaming, marktvragen en kwaliteitseisen onderwerpen die in de toekomst steeds belangrijker worden en die met automatisering alleen niet op te lossen zijn. Speelt in de vollegrondsgroenten nog de weersverwachtingen waar iemand voor nodig zal blijven om daarop in te spelen.
‘NGO in plaats van chemie’
De stelling ‘Over 10 jaar is chemische gewasbescherming vervangen door effectieve middelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s)’ kreeg vooraf 46 procent voorstemmers en 54 tegen. Ná de discussie waren de meningen ingrijpend gewijzigd: 94 procent dacht toch niet dat het over 10 jaar al zover zal zijn.
Effectiviteit als knelpunt
Misschien dat de inbreng van het Ctgb over deze stelling wel bepalend was, want een medewerkster van die organisatie opende de discussie door te zeggen dat we over 10 jaar zeker nog niet zover zullen zijn. Met name omdat de effectiviteit van de GNO’s een knelpunt vormt en de voor de registratie van die middelen een langere termijn nodig is. Dat de trend van steeds meer GNO’s zal doorzetten, daarover bestaat geen twijfel. Maar dat we zeker de komende 10 tot 15 jaar nog werken met een combinatie van GNO’s en chemische middelen – als correctiemiddel achter de hand voor als het mis dreigt te gaan – dat is zeker. De balans zou wel eens op 50/50 kunnen uitkomen.
Daarbij zij aangetekend dat GNO’s weliswaar van natuurlijke oorsprong zijn, maar dat wil niet zeggen dat ze niet giftig of milieubelastend kunnen zijn! Het ligt dus niet zwart/wit – of beter rood/groen – als het om GNO/chemie gaat. Meer aandacht voor grond en bodemleven kan nog bijdragen aan een gezonder gewas en verminderde inzet van middelen.
‘Vervuiling is vervuiling’
Een aanwezige van een Waterschap prees de boeren en tuinders nog voor het terugdringen van de emissie naar oppervlaktewater met 85 procent, maar stelde tevens dat die laatste 15 procent binnen nu en 7 jaar ook tot het verleden moet behoren. Verder merkte hij op dat vervuiling van het water met GNO’s voor het waterschap gelijk staan aan vervuiling met chemische middelen. “Een zorgvuldig gebruik van middelen langs het oppervlakte water moet bij iedere boer of tuinder op het netvlies staan.”
‘Groei wereldbevolking versus reductie’
Met de stelling dat ‘De noodzaak om de groeiende wereldbevolking in 2016 te kunnen voeden de reductie van chemie zal belemmeren’ was vooraf 53 procent het eens en 47 oneens. Ook bij deze stelling gaf de peiling achteraf een duidelijke verschuiving te zien: de oneens-stemmers waren nu met 64 procent in de meerderheid. Dat deze brede stelling veel aspecten heeft, bleek wel uit de discussie.
Beperken productieverliezen
Een discussie die door de discussieleider en de student die als notulist fungeerde niet in een paar woorden viel samen te vatten.
Aandachtspunten zijn in ieder geval het beperken van productieverliezen ná de teelt die zo’n 30 procent bedragen. Dat houdt in beperken van verliezen tijdens transport en bij de consument en veranderingen aanbrengen in ons dagelijkse voedingspatroon. Als daar stappen in worden gezet, dan is de groei van de wereldbevolking van ondergeschikt belang. Uit het feit dat de fabrikanten een verdubbeling van het gebruik van chemische middelen verwachten, leidt iemand af dat die reductie er zeker niet in zal zitten en dat de beperking dan vooral moet zitten in minder emissie en alleen toepassen als het nodig is. Volgens een student valt er meer reductie te behalen bij het terugdringen van puntbelastingen (op het erf) dan tijdens het gebruik op het veld.
Voedsel verkeerd verdeeld
En meer over grootschalige (akkerbouw)gewassen gesproken, in Brazilië praten we over grote oppervlakten waar kalenderspuiten heel gebruikelijk is en in Canada over monoculturen op grote schaal. Kortom, als daar de aanpak zou veranderen, worden er grote stappen gezet als het om reductie gaat, ondanks de bevolkingsgroei. “Er is ook nu voldoende voedsel, maar het is verkeerd verdeeld”, aldus een andere student. “Die verdeling zou dus moeten verbeteren, dan kunnen we met de huidige productie al veel meer monden voeden. Dat kan dus al met de huidige inzet aan chemie. Als je die verbetert, kan je voor de huidige productie toe met minder middelen.” Ook het wapen GMO zou een middel kunnen zijn om voldoende voedsel te (blijven) produceren met de inzet van minder middelen.
Een ontwikkeling is verder schaalvergroting. Die brengt met zich mee dat precisielandbouw beter inzetbaar is, waardoor de inzet van gewasbeschermingsmiddelen omlaag zou kunnen. Een knelpunt vormen nog de supermarkten die ‘minder chemie’ kwalificeren als ‘ook chemie’ en daarmee willen ze niet geassocieerd worden.
Niet-bediscussieerde stellingen
Enkele stellingen werden niet bediscussieerd, maar ook die geven ontwikkelingen weer waar we in de toekomst zeker meer over zullen horen. Bijvoorbeeld dat ‘Technologie een veel gezondere plant gaat opleveren als het gaat om minder gevoeligheid voor ziekten en plagen en het meer bevatten van gezonde inhoudsstoffen voor de menselijke consumptie’. Hierbij wordt gedacht aan de inzet van sensoren, specifieke bemesting, optimalisatie van het klimaat en specifieke inzet van golflengten van licht. Een andere stelling stelt dat ‘Precisielandbouw een einde zal maken aan monoculturen’. De inzet van precisielandbouw maakt het mogelijk meerdere gewassen op hetzelfde perceel te telen wat ook de plantgezondheid verbeteren kan. Op veredelingsgebied is het inbouwen van resistente genen (GMO) op dit moment voor voedingsgewassen nog verboden. Wellicht dat daar in de toekomst toch anders over gedacht wordt en dan is het voor te stellen dat er genen ingebouwd worden die zorgen voor het aanmaken van afweerstoffen tegen insecten die daardoor niet bestreden hoeven te worden. Dat zou mooi zijn, maar het betekent niet dat die gewassen ook automatisch gezonder zouden zijn als voedsel voor de mens.
Geen eenduidige conclusie
De toekomst van de plantgezondheid omvat te veel facetten om een eenduidige conclusie te kunnen trekken. Daar was het met het debat ook niet om begonnen, maar dat had Kerkmeester aan het begin van de middag al gezegd. “Hoe de toekomst eruit zal zien, weten we niet, maar we kunnen er wel ideeën over hebben en die uitwisselen om te kijken welke richting het op gaat.”