Nederland wil dat het gebruik van kunstmestvervangers voor een periode van tenminste acht jaar wordt toegestaan. En daarna moet een oplossing gevonden worden door die ontheffing definitief in de Nitraatrichtlijn op te nemen.
Dat blijkt uit het stuk dat minister Henk Staghouwer maandag 21 maart heeft ingebracht bij de Europese Raad van landbouwministers.Staghouwer had al eerder gezegd dat hij vindt dat kunstmestvervangers moeten worden toegelaten, maar het nu ingediende voorstel is concreter dan de mededelingen die de minister daarover deed. Volgens de Nederlandse inbreng heeft de inval in Oekraïne duidelijk gemaakt hoe groot de Europese afhankelijkheid van gas, grondstoffen en chemische kunstmestgrondstoffen is.
Marges verbeteren
De hoge prijzen voor kunstmest stelt de Europese agrarische sector voor grote problemen. Nederland zegt dat de afhankelijkheid van kunstmest kan worden verminderd, door hergebruik van lokaal beschikbare voedingsstoffen. ‘Dat is in lijn met de doelstellingen van de Europese Green Deal en in het bijzonder met de Boer-tot-Bordstrategie”, aldus het Nederlandse stuk. Het hergebruik ‘organisch afval in hernieuwbare meststof’ draagt bij aan de duurzame ontwikkeling van de landbouw en kan de marges voor de boeren verbeteren, staat in het stuk.
Ontheffing voor tenminste acht jaar
Nederland heeft de kwestie al eerder aan de orde gesteld in bijeenkomsten van de Europese landbouwministers. Het gebruik van kunstmestvervangers uit dierlijke mest vereist een ontheffing van de Nitraatrichtlijn. Nederland stelt voor lidstaten die ontheffing te geven voor de toepassing van meststoffen op basis van grondstoffen uit mest, die aan bepaalde minimale kwaliteitseisen voldoen.
De minister vraagt voor een ontheffing van tenminste acht jaar, omdat er grote investeringen moeten worden gedaan om kunstmestvervangers te bouwen en de terugverdientijd is tien jaar of langer. “Om de industrie aan te moedigen te investeren, moet de ontheffing lang genoeg zijn om producenten hun investering te kunnen laten terugverdienen.” Ondertussen moet er dan worden gewerkt aan een oplossing voor de lange termijn, aldus de minister.