Het convenant tussen het tuinbouwbedrijfsleven en de overheid voor duurzamer substraat heeft voor de voedingstuinbouw een open einde.
Dat blijkt uit het gepubliceerde convenant in de Staatscourant. Het bedrijfsleven en de overheid spreken in het convenant uit zich in te zetten voor het terugdringen van veengebruik in substraat in de teelt. Het gebruik van veen heeft te grote milieueffecten. Eén van de instrumenten waar het ministerie naar kijkt bij de omschakeling naar duurzamere substraten, is een garantiefonds. Een te ingrijpende verandering van ingrediënten in substraten kan immers leiden tot schades in de teelt.
Open einde
Nederland is door de sterke tuinbouwpositie een grote importeur van veen. Eind dit jaar moet duidelijk worden hoe ambitieus het convenant zal zijn. Dit jaar loopt onderzoek naar de haalbaarheid van alternatieven voor het veengebruik. Het is nog niet zeker dat op alle punten een versnelling mogelijk is, blijkt uit de tekst.
Voor de voedselproductie worden andere doelstellingen geformuleerd dan voor overige teelten. De vraag naar voedsel zal namelijk de komende jaren stijgen en veen is een belangrijk en stabiel ingrediënt van substraten. Het onderzoek moet duidelijk maken hoe en op welke termijn het gebruik van turf en turfproducten in de professionele sector voor in ieder geval de gemeenten en de sierteelt kan worden uitgefaseerd en vervangen kan worden door alternatieven, zo staat in de tekst.
Uit het convenant blijkt dat het ministerie van LNV en Klimaat en Energie zich actief zal inzetten om het gebruik van veen terug te dringen. Zo wordt het gebruik van reststromen als hoogwaardige biogrondstof in substraten bevorderd. Subsidie voor lage temperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen wordt bijvoorbeeld afgebouwd.
Hergebruik is hernieuwbaar
Hergebruik van organische substraten is een kans om te verduurzamen. Hergebruikte substraten (ook de veenhoudende substraten) worden gezien als hernieuwbaar. De overheid zet een subsidie-instrumentarium in voor investeringen, kennisoverdracht, onderzoek en innovatieprogramma’s. Dat moet de ‘grondstoffentransitie voor de substraat- en tuinbouwsector’ mogelijk maken.