De landbouw gebruikte in 2020 5 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen, ruim 11% minder dan in het vorige peiljaar 2016.
De landbouw gebruikte in 2020 5 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen, ruim 11% minder dan in het vorige peiljaar 2016. De dosering per hectare is sinds 2016 met 13,4% afgenomen, het aantal hectares waarop deze middelen werden gebruikt nam toe met bijna 15.000.
Meer middelen tegen insecten
Anders dan in voorgaande jaren werden in het relatief droge jaar 2020 meer middelen ingezet voor de bestrijding van insecten dan voor onkruid. Dit blijkt uit nieuw vierjaarlijks onderzoek van het CBS over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij 42 gewassen.
Leliebollen zijn het meest middelenintensieve landbouwgewas: in 2020 werd per hectare met gewasbescherming 114 kilogram aan gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Waarbij vermeld wordt dat 83 kilogram daarvan paraffine-olie is. Middelen op basis van paraffine-olie staan op de inputlijst voor biologische landbouw en worden daarmee als ‘groen’ aangemerkt. Dit is voor de leliebollen een lichte afname ten opzichte van 2016 (125 kilogram per hectare) en te wijten aan het verminderde gebruik van schimmelmiddelen.
Tekst gaat door onder de grafiek
Ondanks de daling met bijna 20% blijft de groep middelen tegen schimmels en bacteriën het grootst. In 2020 werd bijna 2,2 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen ingezet voor de bestrijding van schimmels en bacteriën.
Pootaardappelen, appels en peren
Behalve voor bloemen- en bloembollenteelt zijn voor de teelt van pootaardappelen, appels en peren relatief veel gewasbeschermingsmiddelen ingezet (tussen 20 en 35 kilogram actieve stof per hectare met gewasbescherming). Bij de overige gewassen is dit gebruik minder dan 15 kilogram per hectare.
Ook per oppervlakte daalde de inzet van deze middelen voor de meeste landbouwgewassen tussen 2016 en 2020. Uitzonderingen waren onder andere pootaardappelen (toename van bijna 20%) en narcissen (toename met ruim 21%).
In de opgave van telers aan het CBS gaat het alleen om middelen die bij de teelt zijn gebruikt. Dit betekent dat niet is onderzocht hoe groot het gebruik is geweest van middelen voor zaadontsmetting in bijvoorbeeld suikerbieten, of na-oogstbehandelingen van producten die bij afnemers plaatsvinden.