“10.000 Polen hebben een uitkering in Nederland. Ik dacht dat die Polen alleen maar hard werken.” Aan het woord is Patrick uit Rotterdam die een uitkering heeft en een werkstage loopt bij een kweker in het kader van een min of meer verplichte tuinbouwopleiding.
De naam ‘Marco Florijn’ blijkt hij goed te kennen. Hij zit samen met twee collega-werkzoekenden in mijn auto op weg naar huis. “Dat zijn er altijd nog 25.000 minder dan in Rotterdam”, is mijn wat geprikkelde reactie. “Ja maar, komen ze nou hier om te werken of om een uitkering op te halen? Toen ik met zeshonderd “mede-geïnteresseerden een bezoek bracht aan het Westland was daar geen Pool bij hoor. Alleen maar Nederlanders.”
Sergio vraagt of van hem hetzelfde wordt verwacht als van de Polen die op het bedrijf werken. Ik: ”Hoezo?” “Nou, ze staan geen ogenblik stil, praten alleen in de pauzes met elkaar en doen direct wat de baas zegt of vraagt.” Op mijn vraag hoe hij het dan zou willen, antwoordde hij: “Ik ben niet altijd werkloos geweest. Ik was gewend om zelfstandig te werken en met m’n leidinggevende te overleggen wat er moest gebeuren. Hij was meer een collega van me dan een baas die een soort van bevelen geeft.”
Dan mengt Rudolf zich in het gesprek. “Wij lopen stage. Ons is verteld dat wij kennis moeten maken met diverse werkzaamheden in de tuinbouw. Hoe zit dat eigenlijk? Want wij hebben de laatste twee dagen alleen maar hetzelfde gedaan. Wat gaan wij morgen en overmorgen doen? Het is trouwens wel een ouderwets bedrijf waar wij stage lopen. In het Westland hebben we veel modernere bedrijven bezocht. Zijn al die bedrijven hier zo?”
Patrick, die ik ‘s morgens als eerste ophaal en ’s avonds als laatste afzet, zegt: “Dat ophalen en thuisbrengen duurt me veel te lang. Ik ga morgen wel met m’n eigen auto. Geef even het adres dan kan ik dat in mijn TomTom opslaan.” “TomDom”, grapt Rudolf.
Het is inmiddels 19.00 uur, ik verlang naar huis en naar m’n Polen.