Staatssecretaris Martijn van Dam heeft een aantal lastige knopen door te hakken. Afgelopen woensdag lagen er twee complexe dossiers bij de bewindsman op tafel. Hoe hij ook besluit, hij zal er nooit de sympathie van alle ondernemers mee winnen.
Staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken) had woensdag niet zijn gemakkelijkste dag. In een overleg met de Tweede Kamer werd hem het vuur van twee kanten na aan de schenen gelegd. Voor de SP en GroenLinks is Van Dams aanpak van het gebruik van het bestrijdingsmiddel imidacloprid niet hard genoeg, voor CDA, SGP en VVD kan het wel iets minder.
Na de ontmoeting met de Kamer moest Van Dam snel terug naar het departement, waar de regiegroep samenkwam die zich buigt over de fosfaatrechten voor de melkveehouderij. Ook daar kwam hij terecht in een overleg met verschillende partijen en even verschillende standpunten. Het grote verschil tussen de twee bijeenkomsten: als het erop aankomt, moet de staatssecretaris luisteren naar de Tweede Kamer wat betreft imidacloprid; en als het erop aankomt kan hij de adviezen van de regiegroep over fosfaatrechten naast zich neerleggen.
Grote overeenkomst tussen beide bijeenkomsten: het zijn lastige kwesties waarbij het aankomt op goede stuurmanskunst van de bewindsman. In beide gevallen moet de staatssecretaris met bijzondere regelgeving komen om zijn beleid vorm te geven. In beide gevallen heeft het bedrijfsleven de kans gehad zelf de boontjes te doppen, maar is dat niet gelukt. En nu dreigt overheidsingrijpen, wat de staatssecretaris niet in dank wordt afgenomen – in elk geval niet door een deel van de ondernemers die het treft. Wat hij ook doet, het komt verkeerd aan.
IJzers
Als het gaat om het gebruik van imidacloprid wil Van Dam het liefst dat het College voor de Toelating voor Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb) de kastanjes uit het vuur haalt. Of dat kan, is nog de vraag. Het Ctgb maakt regels voor alle telers in Nederland. De staatssecretaris wil maatregelen treffen omdat in een bepaald gebied (met name rond het Westland) sprake is van forse normoverschrijdingen in het oppervlaktewater.
Dus heeft de staatssecretaris twee ijzers in het vuur: een beperking of een intrekking van de toelating door het Ctgb is het eerste ijzer. De staatssecretaris heeft daar zelf geen invloed op. Het Ctgb oordeelt en besluit onafhankelijk van de staatssecretaris.
Als dat besluit niet naar de zin is van de staatssecretaris, heeft hij nog een mogelijkheid in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Op basis van een Europese richtlijn voor duurzaam gebruik van pesticiden kan hij voor specifieke gebieden extra maatregelen treffen.
Daar is wel een staaltje creatief lezen voor nodig, want de Europese richtlijn definieert de ‘specifieke gebieden’ anders dan de staatssecretaris lijkt te willen. Daar is het laatste woord in de Tweede Kamer nog niet over gesproken. Van Dam zegt dat hij de Algemene Maatregel van Bestuur voor een verbod op imidacloprid niet aan de Kamer hoeft voor te leggen. Een deel van de Kamer denkt daar anders over.
Wat Van Dam ook doet, het komt verkeerd aan